Ministerieel besluit tot vaststelling van de bijkomende tegemoetkoming van uitkeringen in de reiskosten van gedialyseerde rechthebbenden, van kankerpatiënten en in het kader van de revalidatie in geval van vervoer met een ziekenwagen wegens de gezondheidsmaatregelen genomen in het kader van de COVID-19 pandemie

FEDERALE OVERHEIDSDIENST SOCIALE ZEKERHEID

30 SEPTEMBER 2020. - Ministerieel besluit tot vaststelling van de bijkomende tegemoetkoming van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen in de reiskosten van gedialyseerde rechthebbenden, van kankerpatiënten en in het kader van de revalidatie in geval van vervoer met een ziekenwagen wegens de gezondheidsmaatregelen genomen in het kader van de COVID-19 pandemie

De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, artikelen 34, 10°, gewijzigd bij de wetten van 12 augustus 2000 en 13 juli 2006, en 37, § 11, aangevuld bij de wet van 22 februari 1998 en gewijzigd bij de wet van 12 augustus 2000;

Gelet op het advies van de Commissie voor Begrotingscontrole, gegeven op 24 juni 2020;

Gelet op het advies van het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging, gegeven op 29 juni 2020;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 29 juli 2020;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 18 september 2020;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, artikel 3, § 1;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat het absoluut noodzakelijk is om, zowel voor de patiënten als voor de ambulancediensten, snel zekerheid te verschaffen over de modaliteiten voor de tijdelijke financiële tegemoetkoming in de kosten voor specifieke beschermingsmaatregelen en het materiaal dat worden ingezet in het kader van de COVID-19 pandemie voor vervoer per ambulance vereist voor de patiënten besmet met het virus waarvan de behandeling niet kan worden onderbroken (dialyse, kankerbehandeling, ...);

Overwegende op het ministerieel besluit van 24 januari 1985 tot vaststelling van de tegemoetkoming van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen in de reiskosten van de gedialyseerde rechthebbenden;

Overwegende op het ministerieel besluit van 6 juli 1989 tot uitvoering van artikel 37, § 11 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;

Overwegende op het ministerieel besluit van 14 december 1995 tot vaststelling van de tegemoetkoming van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen in de reiskosten in verband met de revalidatie;

Overwegende op het koninklijk besluit van 28 april 2011 tot vaststelling van de tegemoetkoming van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen in de reiskosten van patiënten jonger dan 18 jaar, opgevolgd in een revalidatiecentrum waarmee het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging een type revalidatieovereenkomst heeft gesloten, Besluit :

Artikel 1.De tegemoetkomingen in de reiskosten voorzien bij de ministeriële besluiten van 24 januari 1985 tot vaststelling van de tegemoetkoming van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen in de reiskosten van de gedialyseerde rechthebbenden, 6 juli 1989 tot uitvoering van artikel 37, § 11 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 en 14 december 1995 tot vaststelling van de tegemoetkoming van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen in de reiskosten in verband met de revalidatie en bij het koninklijk besluit van 28 april 2011 tot vaststelling van de tegemoetkoming van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen in de reiskosten van patiënten jonger dan 18 jaar, opgevolgd in een revalidatiecentrum waarmee het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging een type revalidatieovereenkomst heeft gesloten worden aangevuld met een forfaitaire tegemoetkoming van 40 euro per rit als de rit wordt uitgevoerd met een ziekenwagen die is uitgerust voor niet-dringend liggend patiëntenvervoer zoals bedoeld in de reglementering van de gefedereerde entiteiten, waarvoor specifieke sanitaire maatregelen en beschermingsmateriaal zijn opgelegd wegens de gezondheidstoestand van de patiënt.

Art. 2.De tegemoetkoming bedoeld in artikel 1 wordt door de verzekeringsinstelling van de vervoerde rechthebbende rechtstreeks betaald aan de ambulancedienst.

Voor de ritten uitgevoerd tussen 1 maart en de datum van bekendmaking van dit besluit, zal de betaling gebeuren op basis van een verzamelstaat die door de ambulancedienst wordt gestuurd naar een uniek contactpunt dat wordt beheerd door zowel het Nationaal Intermutualistisch College als het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering en die in het bijzonder vermeldt: - de coördinaten van de ambulancedienst; - zijn KBO-nummer en zijn bankgegevens; - de datum van de rit; - het identificatienummer van de sociale zekerheid van de vervoerde rechthebbende; - de stand van de facturatie.

De verzekeringsinstelling kan de betaling slechts uitvoeren nadat hij daartoe de toelating heeft gekregen van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering.

Voor de ritten uitgevoerd vanaf de dag volgend op de bekendmaking van dit besluit, zal de betaling gebeuren op basis van een éénmalige verzamelstaat die door de ambulancedienst wordt gestuurd naar een uniek contactpunt dat wordt beheerd door zowel het Nationaal Intermutualistisch College als het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering en die in het bijzonder vermeldt: - de coördinaten van de ambulancedienst; - zijn KBO-nummer en zijn bankgegevens; - de datum van de rit; - het identificatienummer van de sociale zekerheid van de vervoerde rechthebbende; - dat een getuigschrift werd opgesteld door een arts, door hem gedateerd en ondertekend, voor de door hem aangeduide periode, dat de noodzaak aangeeft van specifieke sanitaire maatregelen en beschermingsmateriaal en waarop de identiteit van de vervoerde rechthebbende is aangegeven evenals het feit dat het gaat om een transport bedoeld in artikel 1. Dit getuigschrift moet worden bewaard gedurende vijf jaar vanaf het einde van de maand waarin het transport heeft plaatsgevonden.

De kosten met betrekking tot deze specifieke sanitaire maatregelen en beschermingsmateriaal kunnen niet ten laste worden gelegd van de rechthebbende.

Art. 3.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 maart 2020 en treedt buiten werking op 31 augustus 2020.

Gegeven te Brussel, 30 september 2020.

De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, M. DE BLOCK


Erratum: Wet tot wijziging van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg, wat de doorstroming van prioritaire voertuigen betreft

FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER

16 JULI 2020. - Wet tot wijziging van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg, wat de doorstroming van prioritaire voertuigen betreft. - Erratum

Deze bekendmaking vervangt die van 1 oktober 2020, bladzijde 68969, akte nr. 2020/42880: 16 JULI 2020. - Wet tot wijziging van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg, wat de doorstroming van prioritaire voertuigen betreft.

FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

Art. 2.In artikel 3 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg, wordt de bepaling onder 5° vervangen als volgt: "5° de veldwachters, bedoeld in artikel 61 van het Veldwetboek, aangesteld door de deputaties van de provincieraden, binnen de grenzen van hun territoriale bevoegdheid;"

Art. 3.In artikel 37.2, tweede lid, van hetzelfde koninklijk besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:1° het woord "elke" wordt vervangen door het woord "een";2° het lid wordt aangevuld met de woorden ", alleen wanneer de aard van de opdracht het rechtvaardigt".

Art. 4.In artikel 37.4 van hetzelfde koninklijk besluit worden de woorden "na te hebben gestopt" vervangen door de woorden "met een gematigde snelheid".

Art. 5.In hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 37.5 ingevoegd, waarvan de tekst luidt als volgt: "37.5. De bestuurder van een prioritair voertuig dat een dringende opdracht uitvoert hoeft dit reglement niet na te leven met uitzondering van de artikelen 4, 8.4, 16.4, 20, 24, eerste lid, 3°, 35, 36, 37, 44.1, vierde en vijfde lid en 59.1, indien het gaat om:a) een bevoegde persoon bedoeld in artikel 3, 1°, 5° of 11° ;b) een bestuurder van een voertuig voor dringende medische hulpverlening;c) een bestuurder van een brandweervoertuig;d) een bestuurder van een voertuig van de Civiele Bescherming;e) een bestuurder van een voertuig van de veiligheidsdienst van de spoorwegen;f) een bestuurder van een voertuig voor hulpverlening van Infrabel;g) een bestuurder van een voertuig voor hulpverlening bij een ernstig incident veroorzaakt door water, gas, elektriciteit of radioactieve stoffen;h) een bestuurder van de Dienst Opruiming en Vernietiging van Explosieven (DOVO) van Defensie, bij dringende ingrepen."

Art. 6.De Koning kan de bij artikelen 2 tot 5 gewijzigde bepalingen opheffen, aanvullen, wijzigen of vervangen.

Art. 7.Deze wet treedt in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 16 juli 2020.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, Fr. BELLOT Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, K. GEENS _______ Nota Parlementaire verwijzingen : Stukken van de Kamer van volksvertegenwoordigers : Doc 55 0589/ (2019/2020): - 001: Wetsvoorstel van de heer Raskin c.s. - 002 tot 003: Amendementen. - 004: Verslag. - 005: Tekst aangenomen door de commissie. - 006: Amendementen. - 007: Aanvullende verslag. - 008: Aangenomen tekst door de commissie. - 009: tekst aangenomen door de plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd.


Wet tot wijziging van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg, wat de doorstroming van prioritaire voertuigen betreft

FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER

16 JULI 2020. - Wet tot wijziging van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg, wat de doorstroming van prioritaire voertuigen betreft

FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

Art. 2.In artikel 3 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg, wordt de bepaling onder 5° vervangen als volgt: "5° de veldwachters, bedoeld in artikel 61 van het Veldwetboek, aangesteld door de deputaties van de provincieraden, binnen de grenzen van hun territoriale bevoegdheid;"

Art. 3.In artikel 37.2, tweede lid, van hetzelfde koninklijk besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:1° het woord "elke" wordt vervangen door het woord "een";2° het lid wordt aangevuld met de woorden ", alleen wanneer de aard van de opdracht het rechtvaardigt".

Art. 4.In artikel 37.4 van hetzelfde koninklijk besluit worden de woorden "na te hebben gestopt" vervangen door de woorden "met een gematigde snelheid".

Art. 5.Artikel 59.13 van hetzelfde koninklijk besluit wordt vervangen als volgt: "59.13. De bestuurder van een prioritair voertuig dat een dringende opdracht uitvoert hoeft dit reglement niet na te leven met uitzondering van de artikelen 4, 8.4, 16.4, 20, 24, eerste lid, 3°, 35, 36, 37, 44.1, vierde en vijfde lid en 59.1, indien het gaat om:a) een bevoegde persoon bedoeld in artikel 3, 1° en 5° ;b) een bestuurder van een voertuig voor dringende medische interventie van de dienst 112;c) een bestuurder van een brandweervoertuig;d) een bestuurder van een voertuig van de Civiele Bescherming;e) een bestuurder van een voertuig van de veiligheidsdienst van de spoorwegen en de voertuigen voor hulpverlening van Infrabel;f) een bestuurder van een voertuig voor hulpverlening bij een ernstig incident veroorzaakt door water, gas, elektriciteit of radioactieve stoffen."

Art. 6.De Koning kan de bij artikelen 2 tot 5 gewijzigde bepalingen opheffen, aanvullen, wijzigen of vervangen.

Art. 7.Deze wet treedt in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 16 juli 2020.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, Fr. BELLOT Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, K. GEENS _______ Nota Parlementaire verwijzingen : Stukken van de Kamer van volksvertegenwoordigers : Doc 55 0589/ (2019/2020): - 001: Wetsvoorstel van de heer Raskin c.s. - 002 tot 004: Amendementen. - 005: Verslag. - 006: Tekst aangenomen door de - commissie. - 007: Tekst aangenomen door de plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd.

Integraal verslag : 3 juli 2020.


Wet met het oog op de tenlasteneming van de kosten van het dringend ziekenvervoer van de COVID-19-patiënten

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU

3 JULI 2020. - Wet met het oog op de tenlasteneming van de kosten van het dringend ziekenvervoer van de COVID-19-patiënten

FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamer van Volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt:

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid zoals bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

Art. 2.Artikel 101 van de op 10 juli 2008 gecoördineerde wet op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 april 2020, wordt aangevuld met een lid, luidende: "De patiënten of de slachtoffers van een pandemie of een ramp mogen geen kosten voor dringend vervoer worden aangerekend.".

Art. 3.Deze wet heeft uitwerking met ingang van 1 maart 2020.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met `s Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekend gemaakt.

Gegeven te Brussel, 3 juli 2020.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en van Volksgezondheid, M. DE BLOCK Met 's Lands zegel gezegeld: De Minister van Justitie, K. GEENS _______ Nota(1) Stukken van de Kamer van Volksvertegenwoordigers: 55-1227/2019/2020 Nr.1: Wetsontwerp.

Nr. 2: Amendement.

Nr. 3: Amendement.

Nr. 4: Verslag.

Nr. 5: Aangenomen tekst.

Nr. 6: Aangenomen tekst.


Samenwerkingsovereenkomst tot uitvoering tussen de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de Franse Gemeenschapscommissie tot aanwijzing van de leden in de Permanente Overlegcommissie

GEMEENSCHAPPELIJKE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE VAN BRUSSEL-HOOFDSTAD

4 JULI 2019. - Samenwerkingsovereenkomst tot uitvoering tussen de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de Franse Gemeenschapscommissie tot aanwijzing van de leden in de Permanente Overlegcommissie

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 92bis, § 1, lid 3;

Gelet op het samenwerkingsakkoord van 8 november 2018 tussen de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de oprichting en de werking van de Permanente Overlegcommissie inzake niet dringend ziekenvervoer;

Samenwerkingsovereenkomst tot uitvoering van 31 januari 2019 tussen de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de Franse Gemeenschapscommissie houdende betreffende de oprichting en de werking van de Permanente Overlegcommissie inzake niet-dringend ziekenvervoer.

De Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, vertegenwoordigd door het Verenigd College in de personen van de leden van het Verenigd College bevoegd voor het Gezondheidsbeleid, de heer Didier Gosuin en de heer Guy Vanhengel, De Franse Gemeenschapscommissie, vertegenwoordigd door haar College, in de persoon van Mevr. Cécile Jodogne, minister van Gezondheidsbeleid, Hierna de "partijen" bij de overeenkomst genoemd, zijn overeengekomen wat volgt:

Artikel 1.De volgende personen worden aangesteld als lid van de Permanente Overlegcommissie opgericht: Vertegenwoordigers van de ziekenfondsen1. Elise Derroitte, lid;1. Nicolas Rossignol, plaatsvervangend;2. Elise Dubetz, lid;2. Lindsay Theunis, plaatsvervangend;3. William De Boeck, lid;3. Derek Van Wassenhoven, plaatsvervangend;4. Amandine Prade, lid;4. Thibault Voglaire, plaatsvervangend;5. Frédéric Depauw, lid;5. Ali Hakem, plaatsvervangend.Vertegenwoordigers van de patiëntenorganisaties1. Sophie WELLENS, lid;1. Sophie LANOY, plaatsvervangend;2. Marit MELLAERTS, lid;2. Susanne OP DE BEECK, plaatsvervangend;Vertegenwoordigers van de diensten voor niet-dringend ziekenvervoer1. Jean-François VERLINDEN, lid;1. Mikael ELIOT, plaatsvervangend;2. Kenneth ARKESTEYN, lid;2. Marina CONINGX, plaatsvervangend;3. Raphael SCHMIDT, lid;3. Philippe GILLET, plaatsvervangend;4. Mark VERMEIREN, lid;4. Didier BACKAERT, plaatsvervangend lid;5. Sébastien TACK, lid;5. Nabila EL KABBAJ, plaatsvervangend lid.Vertegenwoordigers van de ziekenhuizen1. Paule DENOEL, lid;1. Kenneth COENYE, plaatsvervangend lid;2. Olivier VERMYLEN, lid;2. Magali BARTIAUX, plaatsvervangend lid.Voorzitter Frank LIPPENS

Art. 2.Deze overeenkomst tot uitvoering is onderworpen aan de goedkeuring van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en het College van de Franse Gemeenschapscommissie.

Art. 3.De samenwerkingsovereenkomst van 4 april 2019 tot uitvoering tussen de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de Franse Gemeenschapscommissie tot aanwijzing van de leden in de Permanente Overlegcommissie wordt opgeheven.

Brussel, 4 juli 2019, opgemaakt in evenveel exemplaren als er contracterende partijen zijn.

Voor het Verenigd College : Het lid van het Verenigd College bevoegd voor het Gezondheidsbeleid, G. VANHENGEL Voor het College van de Franse Gemeenschapscommissie : De Minister van Gezondheidsbeleid, C. JODOGNE


Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 november 2019 betreffende de exploitatievoorwaarden voor het individueel bezoldigd personenvervoer

VLAAMSE OVERHEID

18 SEPTEMBER 2020. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 november 2019 betreffende de exploitatievoorwaarden voor het individueel bezoldigd personenvervoer

Rechtsgronden Dit besluit is gebaseerd op: - de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20 - het decreet van 29 maart 2019 betreffende het individueel bezoldigd personenvervoer, artikel 6, § 3, artikel 7, § 1 tot en met 3, artikel 8, § 2, artikel 10, artikel 18, § 2, artikel 21, § 2 en § 3, artikel 22, § 4, artikel 23, § 1, artikel 26, artikel 31, § 4, en artikel 35, § 7.

Vormvereisten De volgende vormvereisten zijn vervuld: - De Inspectie van Financiën heeft advies gegeven op 18 mei 2020. - De Vlaamse Toezichtcommissie heeft advies nr. 2020/18 gegeven op 30 juni 2020. - De Mobiliteitsraad van Vlaanderen heeft advies gegeven op 26 juni 2020. - De Raad van State heeft advies nr. 67.828/1/V gegeven op 31 augustus 2020, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

Initiatiefnemer Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Mobiliteit en Openbare Werken.

Na beraadslaging, DE VLAAMSE REGERING BESLUIT:

Artikel 1.In artikel 1, 1°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 november 2019betreffende de exploitatievoorwaarden voor het individueel bezoldigd personenvervoer worden de woorden "minstens vijftien minuten" opgeheven.

Art. 2.In artikel 6, tweede lid, 2°, van hetzelfde besluit worden de woorden "het voormelde koninklijk besluit" vervangen door de zinsnede "het koninklijk besluit van 15 maart 1968houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen".

Art. 3.In artikel 17, 10° van hetzelfde besluit wordt de zinsnede "vermeld in hoofdstuk 3, afdeling 2" vervangen door de zinsnede "vermeld in hoofdstuk 2, afdeling 2".

Art. 4.In artikel 29, derde lid, 1°, van hetzelfde besluit worden de woorden "het voormelde koninklijk besluit" vervangen door de zinsnede "het koninklijk besluit van 15 maart 1968houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen".

Art. 5.In artikel 30, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:1° in paragraaf 1, wordt het woord "nummerplaat" vervangen door het woord "kentekenplaat";2° in paragraaf 2, derde lid, wordt de zinsnede `, tenzij het voertuig beschikt over een tarievenkaart als vermeld in artikel 31, § 2, eerste lid' opgeheven.

Art. 6.In hetzelfde besluit wordt een artikel 30/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "

Art. 30/1.Een voertuig mag alleen uitgerust zijn met een taxilicht als vermeld in artikel 43, als het ook beschikt over een meetinstrument als vermeld in artikel 42.".

Art. 7.In artikel 31, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:1° in paragraaf 1, tweede lid, worden in punt 2° en 4°, de woorden "per minuut" vervangen door de woorden "per uur";2° paragraaf 2, eerste lid, wordt vervangen door wat volgt: "De tariefstructuur is opgenomen in een tarievenkaart, waarvan het model is vastgelegd in bijlage 8, die wordt bevestigd aan de achterste rechter zijruit, rechts onderaan.De gegevens van die kaart zijn van buiten uit leesbaar voor derden.".

Art. 8.In artikel 33, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:1° in punt 1° wordt punt g) vervangen door wat volgt: "g) de kilometerstand van het voertuig bij het begin van de dienst en een van de volgende gegevens: 1) de locatie van het voertuig als de dienstverlening wordt uitgevoerd op basis van andere apparatuur dan een taximeter;2) de getotaliseerde waarden, vermeld in bijlage 9 bij het koninklijk besluit van 15 april 2016 betreffende de meetinstrumenten, als de dienstverlening wordt uitgevoerd op basis van een Europees gehomologeerde taximeter;";2° in punt 2° wordt punt b) vervangen door wat volgt: "b) het aantal uitgevoerde ritten sinds het begin van de dienst, de eindprijs per rit, het aantal opnemingen, de totale afgelegde afstand, de afgelegde beladen afstand en een van de volgende gegevens: 1) de locatie van het voertuig bij het begin en op het einde van elke uitgevoerde rit als de dienstverlening uitgevoerd wordt op basis van andere apparatuur dan een taximeter;2) de getotaliseerde waarden, vermeld in bijlage 9 bij koninklijk besluit van 15 april 2016 betreffende de meetinstrumenten, als de dienstverlening wordt uitgevoerd op basis van een Europees gehomologeerde taximeter;";3° in punt 3° wordt punt b) vervangen door wat volgt: "b) het aantal uitgevoerde ritten sinds het begin van de dienst, de prijsafspraak en de eindprijs per rit, het aantal opnemingen, de totale afgelegde afstand, de afgelegde beladen afstand en een van de volgende gegevens: 1) de locatie van het voertuig bij het begin en op het einde van elke uitgevoerde rit als de dienstverlening uitgevoerd wordt op basis van andere apparatuur dan een taximeter;2) de getotaliseerde waarden, vermeld in bijlage 9 bij het koninklijk besluit van 15 april 2016 betreffende de meetinstrumenten, als de dienstverlening wordt uitgevoerd op basis van een Europees gehomologeerde taximeter.".

Art. 9.In artikel 34, § 1, eerste lid, 4°, van hetzelfde besluit wordt het woord "nummerplaat" vervangen door het woord "kentekenplaat".

Art. 10.In artikel 63 van hetzelfde besluit wordt de datum "1 juli 2020" vervangen door de datum "1 november 2020".

Art. 11.Bijlage 1 bij hetzelfde besluit wordt vervangen door bijlage 1 die bij dit besluit is gevoegd.

Art. 12.Bijlage 2 bij hetzelfde besluit wordt vervangen door bijlage 2 die bij dit besluit is gevoegd.

Art. 13.Bijlage 3 bij hetzelfde besluit wordt vervangen door bijlage 3 die bij dit besluit is gevoegd.

Art. 14.Bijlage 4 bij hetzelfde besluit wordt vervangen door bijlage 4 die bij dit besluit is gevoegd.

Art. 15.Bijlage 5 bij hetzelfde besluit wordt vervangen door bijlage 5 die bij dit besluit is gevoegd.

Art. 16.Bijlage 7 bij hetzelfde besluit wordt vervangen door bijlage 6 die bij dit besluit is gevoegd.

Art. 17.Bijlage 8 bij hetzelfde besluit wordt vervangen door bijlage 7 die bij dit besluit is gevoegd.

Art. 18.Bijlage 9 bij hetzelfde besluit wordt vervangen door bijlage 8 die bij dit besluit is gevoegd.

Art. 19.Bijlage 10 bij hetzelfde besluit wordt vervangen door bijlage 9 die bij dit besluit is gevoegd.

Art. 20.Dit besluit treedt in werking op 1 november 2020, met uitzondering van artikel 10 dat in werking treedt op 1 juli 2020.

Art. 21.De Vlaamse minister, bevoegd voor het gemeenschappelijk vervoer, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 18 september 2020.

De minister-president van de Vlaamse Regering, J. JAMBON De Vlaamse minister van Mobiliteit en Openbare Werken, L. PEETERS


Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de exploitatievoorwaarden voor het individueel bezoldigd personenvervoer

VLAAMSE OVERHEID

8 NOVEMBER 2019. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de exploitatievoorwaarden voor het individueel bezoldigd personenvervoer

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20, vervangen bij de bijzondere wet van 16 juli 1993;

Gelet op het decreet van 29 maart 2019 betreffende het individueel bezoldigd personenvervoer, artikelen 3, 6, § 3, 7, 8, § 2, 9, § 2, eerste lid, 10, 11, 17, 18, § 1 en § 2, 19, 20, 21, § 2 en § 3, 22, § 2 en § 4, 23, 26, 28, 29, § 1, 31, § 3 tot en met § 5, 32, 34, 35, § 7 en 44;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2003 betreffende de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met bestuurder;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor begroting, gegeven op 24 april 2019;

Gelet op het advies van de Mobiliteitsraad Vlaanderen, gegeven op 24 mei 2019;

Gelet op het advies nr. 2019/17 van de Vlaamse Toezichtcommissie voor de verwerking van persoonsgegevens, gegeven op 3 juli 2019;

Gelet op advies 66.477/1/V van de Raad van State, gegeven op 3 september 2019, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Mobiliteit en Openbare Werken;

Na beraadslaging, Besluit : TITEL 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder:1° bestelde rit: een rit die minstens vijftien minuten voor het oppikken van de klant besteld is;2° beveiligde zending: een aangetekende brief, een afgifte tegen ontvangstbewijs of een elektronisch aangetekende zending;3° bevoegde personeelsleden en agenten: de personen die toezicht houden op de naleving van het decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan, vermeld in artikel 34, § 1, van het decreet van 29 maart 2019;4° collectieve rit: een rit die wordt uitgevoerd met een voertuig voor individueel bezoldigd personenvervoer waarbij de terbeschikkingstelling van het voertuig betrekking heeft op elk van de plaatsen van het voertuig en niet op het voertuig zelf;5° decreet van 29 maart 2019: het decreet van 29 maart 2019 betreffende het individueel bezoldigd personenvervoer;6° departement: het Departement Mobiliteit en Openbare Werken, vermeld in artikel 28, § 1, van hetbesluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;7° ecoscore : globale score voor een voertuig om de milieuschade weer te geven die de uitstoot in de lucht veroorzaakt voor de verschillende componenten van de natuurlijke en menselijke omgeving, evenals voor het broeikaseffect en de geluidsoverlast;8° gemeente: de gemeente waar de vergunning is uitgereikt conform artikel 6, § 2, van het decreet van 29 maart 2019, of de gemeente waar de bestuurderspas is uitgereikt conform artikel 18, § 1, van het voormelde decreet;9° klant: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die de vervoersovereenkomst sluit, al dan niet gelijk aan de vervoerde persoon;10° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor het mobiliteitsbeleid, de openbare werken en het vervoer;11° schriftelijk: elk uit woorden of cijfers bestaand geheel dat kan worden gelezen, gereproduceerd en vervolgens meegedeeld.Dat geheel kan met elektronische middelen overgebrachte en opgeslagen informatie bevatten;12° voertuig: elk twee-, drie- of vierwielig motorvoertuig dat naar constructie en uitrusting geschikt is voor het vervoer van ten hoogste negen personen, de bestuurder inbegrepen, met uitzondering van de voertuigen die gebruikmaken van een hulpmotor, waarvan het vermogen niet hoger is dan 0,3 kW;13° werkdagen: van maandag tot vrijdag, met uitzondering van wettelijke feestdagen;14° zero-emissievoertuig: een elektrisch voertuig met een batterij of een voertuig dat uitsluitend aangedreven wordt door een elektrische motor die gevoed wordt door een brandstofcel.

Art. 2.De vervoersonkosten, vermeld in artikel 2, 4°, van het decreet van 29 maart 2019, worden vastgesteld op:1° 0,75 euro per beladen kilometer voor voertuigen die worden ingeschakeld als straattaxi of standplaatstaxi;2° 30 euro per uur voor voertuigen die worden ingeschakeld voor ceremonieel vervoer.De bedragen, vermeld in het eerste lid, zijn gekoppeld aan de index van consumptieprijzen van de maand van de inwerkingtreding van dit besluit.

Ze worden automatisch aangepast op 1 januari van elk jaar afhankelijk van de evolutie van de index van consumptieprijzen van de maand november van het voorgaande jaar.

TITEL 2. - Diensten voor individueel bezoldigd personenvervoerHOOFDSTUK1. - VergunningAfdeling 1. - Aanvraag

 

Art. 3.Het model van het formulier om een vergunning aan te vragen voor de exploitatie van een dienst voor individueel bezoldigd personenvervoer en om een vergunning aan te vragen voor een reservevoertuig is opgenomen in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd.

Het formulier, vermeld in het eerste lid, wordt ook gebruikt om de volgende aanvragen in te dienen:1° een aanvraag om het aantal voertuigen waarop een vergunning betrekking heeft, te verhogen of te verminderen;2° een aanvraag om het aantal reservevoertuigen voor een bestaande exploitatie te verhogen of te verminderen;3° een aanvraag om een voertuig te vervangen.De gemeente bevestigt de ontvangst van het formulier, vermeld in het eerste lid, en kan, in voorkomend geval, binnen twintig dagen na de ontvangst de ontbrekende bewijsstukken opeisen en vragen om de onvolledige vermeldingen op dat formulier of de bijlagen aan te vullen.

Art. 4.§ 1. De vergunning, vermeld in artikel 3, eerste lid, wordt bij het bevoegde college aangevraagd.

De vergunning wordt uitgereikt binnen vijfenveertig dagen vanaf de dag waarop de aanvraag volledig is. Als het bevoegde college gedurende de voormelde termijn niet zetelt, wordt de termijn verlengd tot maximum zestig dagen. De weigeringsbeslissingen worden aan de aanvrager betekend. § 2. Het model van de vergunning voor de exploitatie van een dienst voor individueel bezoldigd personenvervoer is opgenomen in bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd.

In de vergunning wordt er aan elk voertuig een identificatiecode toegekend. Elke identificatiecode kan maar een keer worden toegewezen.

De vergunning geeft een opsomming van de gegeven identificatiecodes.

Art. 5.Ieder voertuig krijgt twee vergunningskaarten voor individueel bezoldigd personenvervoer. Het model van de vergunningskaart is opgenomen in bijlage 3, die bij dit besluit is gevoegd. De vergunningskaart vermeldt de gegevens van de vergunning en de gegevens van het voertuig.

De vergunningskaarten worden pas uitgereikt als de exploitant alle gegevens die in de vergunningsaanvraag vermeld zijn, geactualiseerd heeft, alsook alle bijbehorende bewijsstukken heeft meegedeeld.

Art. 6.De natuurlijke persoon of rechtspersoon die houder is van de vergunning betaalt voor de vergunning een jaarlijkse gemeenteretributie, overeenkomstig artikel 8, § 1, van het decreet van 29 maart 2019.

Het basisbedrag, vermeld in artikel 8, § 2, van het voormelde decreet, bedraagt:1° tot 1 januari 2030: 250 euro voor zero-emissievoertuigen;2° tot 1 januari 2025: 250 euro voor voertuigen met een ecoscore van minstens 74 voor voertuigen met vijf zitplaatsen, van minstens 71 voor voertuigen met meer dan vijf zitplaatsen en van minstens 61 voor voertuigen met meer dan vijf zitplaatsen die voldoen aan de definitie van een minibus, vermeld in artikel 1, § 2, 48, van het voormelde koninklijk besluit 3° 350 euro voor alle andere voertuigen.

Art. 7.Met een beveiligde zending brengt de exploitant de administratieve diensten van de gemeente binnen de volgende termijnen op de hoogte van de volgende elementen:1° een wijziging van het adres van de woonplaats, rechtsvorm, exploitatiezetel of maatschappelijke zetel: binnen tien dagen na de dag van de wijziging;2° een in kracht van gewijsde gegane strafrechtelijke veroordeling ten opzichte van de exploitant als vermeld in artikel 10, § 1: binnen tien dagen na de dag waarop het vonnis is uitgesproken.De exploitant bezorgt in dat geval een kopie van de uitspraak;3° de verjaring, verstrijking of opschorting van de verzekeringspolis van een of meer voertuigen: binnen 24 uur na de dag waarop die polis verjaart, verstrijkt of wordt opgeschort.De groene verzekeringskaart en het laatste keuringsbewijs gelden daarvoor als bewijzen;4° een uitspraak van het gerecht over de faillietverklaring of het verslag van een uitgesproken faillissement: binnen tien dagen na de dag van de uitspraak of het verslag.De exploitant bezorgt in dat geval een kopie.

Elke exploitant bezorgt de administratieve diensten van de gemeente jaarlijks, binnen drie maanden na de verjaardag van de uitreiking van zijn vergunning, uit eigen beweging en met een beveiligde zending, een uittreksel uit het strafregister als vermeld in artikel 596, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, van minder dan drie maanden oud, waarin vermeld staat dat hij nog altijd voldoet aan de voorwaarden over de zedelijkheid, vermeld in artikel 10, § 1, van dit besluit. Als de exploitatie gebeurt door een rechtspersoon, wordt er een uittreksel bezorgd van de zaakvoerders of de bestuurders die belast zijn met het dagelijks beheer en een uittreksel uit het centraal strafregister op naam van de rechtspersoon.

Art. 8.Tijdens een rit die op het grondgebied van het Vlaamse Gewest wordt uitgevoerd door een taxidienst of een dienst voor het verhuren van een voertuig met een bestuurder die in een ander gewest is vergund, mogen geen personen instappen op het grondgebied van het Vlaamse Gewest, tenzij de rit besteld is.Afdeling 2. - Voorwaarden

 

Art. 9.§ 1. Een kandidaat mag het beroep van exploitant van diensten voor individueel bezoldigd personenvervoer uitoefenen, als hij voldoet aan de voorwaarden over de zedelijkheid, de beroepsbekwaamheid en de solvabiliteit, vermeld in artikel 10 tot en met 12. § 2. De documenten die gelden als stukken om de zedelijkheid, de beroepsbekwaamheid en de solvabiliteit te bewijzen, worden bij de vergunningsaanvraag gevoegd.

De lijst met de documenten, vermeld in het eerste lid, is opgenomen in het model van het formulier dat als bijlage 1 bij dit besluit is gevoegd.

Art. 10.§ 1. Een exploitant bewijst dat hij van goed zedelijk gedrag is als hij in België of het buitenland geen van de volgende in kracht van gewijsde gegane veroordelingen heeft opgelopen:1° een criminele straf, al dan niet met uitstel;2° een veroordeling sinds minder dan vijf jaar voor een van de overtredingen, vermeld in boek 2, titel III, hoofdstukken I tot V, en titel IX, hoofdstuk I en II van het Strafwetboek.Er wordt geen rekening gehouden met de uitgewiste veroordelingen of de veroordelingen waarvoor de betrokkene eerherstel heeft gekregen. § 2. Als een veroordeling door een buitenlandse gerechtsinstantie uitgesproken is, wordt rekening gehouden met elke veroordeling die betrekking heeft op een feit dat volgens het Belgisch recht kan leiden tot een van de veroordelingen, vermeld in paragraaf 1.

Art. 11.Een exploitant is beroepsbekwaam als hij aan al de volgende voorwaarden voldoet:1° hij neemt de activiteit individueel bezoldigd personenvervoer op als activiteitencode in de Kruispuntbank voor Ondernemingen en in voorkomend geval in de statuten;2° hij beschikt over een minimale kennis van het Nederlands: a) op het niveau B1 van het Europees Referentiekader voor Talen of;b) op het niveau A2 van het Europees referentiekader voor Talen en hij bewijst binnen twee jaar na het bekomen van de vergunning dat hij over het niveau B1 beschikt.Als de exploitant een rechtspersoon is, wordt de voorwaarde, vermeld in het eerste lid, 2°, vervuld door de zaakvoerders of de bestuurders die met het dagelijks beheer belast zijn.

Art. 12.Een exploitant is solvabel als hij aan al de volgende voorwaarden voldoet:1° hij is eigenaar van de voertuigen die hij exploiteert, heeft er de beschikking over door een contract van aankoop op afbetaling, of heeft een contract van huurfinanciering of van huurkoop;2° hij is in orde met de betaling van: a) taksen of belastingen die verbonden zijn aan de exploitatie van een dienst voor individueel bezoldigd personenvervoer;b) sociale bijdragen of lonen.Afdeling 3. - Reserve- en vervangingsvoertuigen

 

Art. 13.Het aantal reservevoertuigen is beperkt tot één voertuig voor elke begonnen schijf van tien toegelaten voertuigen.

De reservevoertuigen krijgen een reservekaart, waarvan het model is opgenomen in bijlage 4, die bij dit besluit is gevoegd. De reservekaart vermeldt de gegevens van de vergunning en de gegevens van het voertuig.

Art. 14.§ 1. De exploitant kan aan de gemeente een toelating vragen om een vervangingsvoertuig als vermeld in artikel 22, § 4, van het decreet van 29 maart 2019, in te zetten, op voorwaarde dat hij de bewijsstukken in kwestie aan de gemeente heeft bezorgd en het voertuig is geregistreerd in de gegevensbank, vermeld in artikel 54 van dit besluit.

De toelating kan alleen voor ten hoogste drie maanden worden verleend en is niet hernieuwbaar. Na afloop van die termijn levert de exploitant binnen twee werkdagen de vervangingskaart bij de gemeente in.

De beslissing over de toelating wordt genomen door de administratieve diensten van de gemeente.

De administratieve dienst van de gemeente reikt de vervangingskaart uit binnen twee werkdagen vanaf het moment dat de aanvraag volledig is. § 2. Het model van de vervangingskaart is opgenomen in bijlage 5, die bij dit besluit is gevoegd.

Art. 15.Op het ogenblik dat de reservevoertuigen, respectievelijk vervangingsvoertuigen, ingezet worden, zijn ze als voertuig voor individueel bezoldigd personenvervoer verzekerd.Afdeling 4. - Stopzetting

 

Art. 16.Als de dienst voor individueel bezoldigd personenvervoer definitief wordt beëindigd, brengt de exploitant de gemeente daarvan onmiddellijk op de hoogte en levert hij op de eerste werkdag na de dag van de stopzetting de vergunning, de vergunnings-, de reserve- en de vervangingskaarten in bij de gemeente.

De datum van de effectieve stopzetting is de datum waarop de exploitant de vergunning, de vergunnings-, de reserve- en de vervangingskaarten ingeleverd heeft bij de gemeente. De exploitant krijgt een ontvangstbewijs van die inlevering.Afdeling 5. - Schorsing, intrekking en beroep

 

Art. 17.Het college van de gemeente kan de vergunning voor het exploiteren van een dienst voor individueel bezoldigd personenvervoer voor een bepaalde tijd bij beslissing schorsen of intrekken als de exploitant:1° onjuiste inlichtingen heeft verstrekt over gegevens die noodzakelijk zijn voor de afgifte van de vergunning;2° de elementen, vermeld in artikel 7, eerste lid, niet binnen de vooropgestelde termijn meedeelt aan de gemeente;3° het uittreksel, vermeld in artikel 7, tweede lid, niet uit eigen beweging bezorgt;4° niet meer voldoet aan een van de voorwaarden die vereist zijn om de bestaande vergunning uit te reiken;5° de vergunnings- of exploitatievoorwaarden niet naleeft;6° twee jaar na afgifte van de vergunning niet over het taalniveau B1, vermeld in artikel 11, 2°, beschikt;7° niet voldoet aan de fiscale en sociale verplichtingen;8° de gegevens van de apparatuur en voorzieningen ter registratie van ritten, tarieven en arbeids- en rusttijden wijzigt;9° de gegevens over de dienst voor individueel bezoldigd personenvervoer die bij een controle worden gevraagd, niet voorlegt;10° bestuurders aanwerft of laat rijden die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in hoofdstuk 3, afdeling 2;11° instructie geeft aan de bestuurder tot een gedraging als vermeld in artikel 27, 5°, 6°, 7°, 8°, 9°, 12° en 13°, of dergelijke gedragingen wetens en willens gedoogt;12° misbruik maakt van een vergunning.

Art. 18.§ 1. Voordat er beslist wordt om de vergunning te schorsen of in te trekken, wordt de exploitant gehoord.

De beslissing wordt betekend aan de exploitant. De beslissing vermeldt de wijze waarop beroep kan worden aangetekend.

Het beroep schort de beslissing van de gemeente tot schorsing of intrekking van de vergunning niet op. § 2. Het beroep tegen een beslissing om de vergunning te weigeren of tegen de beslissingen over de intrekking of schorsing wordt met een beveiligde zending bij het departement ingediend binnen vijftien dagen na de betekening van de weigeringsbeslissing of binnen vijftien dagen na de datum waarop de termijn van drie maanden verstrijkt die op de indiening van de aanvraag volgt. § 3. De intrekking, de schorsing of het beroep wordt onmiddellijk door de gemeente geregistreerd in de gegevensbank, vermeld in artikel 54.HOOFDSTUK2. - BestuurderspasAfdeling 1. - Aanvraag

 

Art. 19.Het model van het formulier om een bestuurderspas aan te vragen, is opgenomen in bijlage 6, die bij dit besluit is gevoegd.

De gemeente bevestigt de ontvangst van de aanvraag en kan, in voorkomend geval, binnen twintig dagen na de ontvangst de ontbrekende bewijsstukken opeisen en vragen om de onvolledige vermeldingen op dat formulier of de bijlagen te laten aanvullen.

Art. 20.De bestuurderspas, waarvan het model is vastgesteld in bijlage 7, wordt uitgereikt binnen twintig dagen vanaf de dag waarop de aanvraag volledig is. De weigeringsbeslissingen worden aan de aanvrager betekend.

Conform artikel 17 van het decreet van 29 maart 2019 betaalt de aanvrager een retributie van 20 euro voordat de bestuurderspas wordt uitgereikt. Deze retributie wordt op 1 januari van elk jaar aangepast volgens de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen.

Deze aanpassing gebeurt door middel van de coëfficiënt die wordt bekomen door het indexcijfer van de maand december van het jaar voorafgaand aan het belastingjaar te delen door het indexcijfer van de maand december van het jaar voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit besluit.

Art. 21.Elke bestuurder die diensten van individueel bezoldigd personenvervoer aanbiedt of uitvoert, heeft op elk moment zijn bestuurderspas bij zich.

Art. 22.De bestuurderspas vervalt als hij niet is afgehaald binnen drie maanden die volgen op de laatste dag van de uitreikingstermijn van twintig dagen, vermeld in artikel 20.

Art. 23.Met een beveiligde zending brengt de bestuurder de gemeente binnen de volgende termijnen op de hoogte van de volgende zaken:1° een wijziging van het adres van de woonplaats: binnen tien dagen na de dag van de wijziging.Bij een adreswijziging binnen de gemeente, blijft de bestuurderspas geldig;2° een in kracht van gewijsde gegane strafrechtelijke veroordeling ten opzichte van de bestuurder, vermeld in artikel 25, § 1: binnen tien dagen na de dag waarop het vonnis is uitgesproken.De bestuurder bezorgt in dat geval een kopie van de uitspraak;3° het intrekken van een rijbewijs met geldige medische keuring of van de toelating tot het verrichten van arbeidsprestaties in België: binnen 24 uur na die intrekking.Elke bestuurder bezorgt de administratieve diensten van de gemeente jaarlijks, binnen drie maanden na de verjaardag van de uitreiking van zijn bestuurderspas, uit eigen beweging en met een beveiligde zending een uittreksel uit het strafregister als vermeld in artikel 596, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat minder dan drie maanden oud is, waarin vermeld staat dat hij nog altijd voldoet aan de voorwaarden over de zedelijkheid, vermeld in artikel 25, § 1, van dit besluit.Afdeling 2. - Voorwaarden

 

Art. 24.§ 1. De kandidaat kan het beroep van bestuurder van een voertuig bestemd voor individueel bezoldigd personenvervoer uitoefenen als hij voldoet aan al de volgende voorwaarden:1° hij beschikt minstens twee jaar over een rijbewijs;2° hij woont in België of beschikt over een gekozen woonplaats waar hem elke oproeping of officiële betekening geldig kan worden gedaan;3° hij voldoet aan de voorwaarden over de zedelijkheid en beroepsbekwaamheid, vermeld in artikel 25 en 26.§ 2. De documenten die gelden als stukken om de zedelijkheid en de beroepsbekwaamheid te bewijzen, worden bij de aanvraag van de bestuurderspas gevoegd.

De lijst met de documenten, vermeld in het eerste lid, is opgenomen in het model van het aanvraagformulier voor een bestuurderspas, dat opgenomen is in bijlage 6, die bij dit besluit is gevoegd.

Art. 25.§ 1. Een bestuurder bewijst dat hij van goed zedelijk gedrag is als hij in België of het buitenland geen van de volgende in kracht van gewijsde gegane veroordelingen heeft opgelopen:1° een criminele straf, al dan niet met uitstel;2° een correctionele gevangenisstraf, in hoofdzaak, van meer dan zes maanden, al dan niet met uitstel, gedurende de laatste tien jaar;3° een correctionele gevangenisstraf, in hoofdzaak, van drie tot zes maanden, al dan niet met uitstel, gedurende de laatste vijf jaar;4° correctionele veroordelingen of politieveroordelingen die, bij elkaar opgeteld, meer dan drie maanden gevangenisstraf in hoofdzaak bedragen, met of zonder uitstel, gedurende de laatste drie jaar;5° meer dan vijf veroordelingen, al dan niet met uitstel, voor overtredingen van het verkeersreglement van de tweede graad;6° meer dan drie veroordelingen, al dan niet met uitstel, voor overtredingen van het verkeersreglement van de derde of vierde graad;7° meer dan één veroordeling, al dan niet met uitstel, voor het besturen met alcoholintoxicatie, onder invloed, in staat van dronkenschap of onder invloed van andere stoffen die de rijvaardigheid beïnvloeden.Er wordt geen rekening gehouden met de uitgewiste veroordelingen of de veroordelingen waarvoor de betrokkene eerherstel heeft gekregen. § 2. Als een veroordeling door een buitenlandse gerechtsinstantie is uitgesproken, wordt rekening gehouden met elke veroordeling die betrekking heeft op een feit dat volgens het Belgisch kan leiden tot een van de veroordelingen, vermeld in paragraaf 1.

Art. 26.Een bestuurder is bekwaam als hij aan al de volgende voorwaarden voldoet:1° hij beschikt over een rijbewijs en geldige medische keuring voor bezoldigd personenvervoer;2° hij heeft de toelating om arbeidsprestaties te verrichten in België als de bestuurder een buitenlandse staatsburger is;3° hij beschikt over een minimale kennis van het Nederlands: a) op het niveau B1 van het Europees Referentiekader voor Talen of;b) op het niveau A2 van het Europees referentiekader voor Talen en hij bewijst binnen twee jaar na het bekomen van de bestuurderspas dat hij over het niveau B1 beschikt;4° hij beschikt over de vereiste kennis over het vervoer van personen met beperkte mobiliteit, als hij ritten uitvoert met voertuigen die aangepast zijn aan het vervoer van personen in een rolstoel.Afdeling 3. - Schorsing, intrekking en beroep

 

Art. 27.Het college van de gemeente kan de bestuurderspas voor een bepaalde tijd bij beslissing schorsen of intrekken als de bestuurder:1° onjuiste inlichtingen heeft verstrekt over gegevens die noodzakelijk zijn voor de afgifte van de bestuurderspas;2° de gegevens, vermeld in artikel 23, eerste lid, niet binnen de vooropgestelde termijn meedeelt aan de gemeente;3° het uittreksel, vermeld in artikel 23, tweede lid, niet uit eigen beweging bezorgt;4° niet meer voldoet aan een van de voorwaarden die vereist zijn om de bestaande bestuurderspas uit te reiken;5° twee jaar na afgifte van de bestuurderspas niet over taalniveau B1, vermeld in artikel 26, 3°, beschikt;6° de gegevens van de apparatuur en voorzieningen ter registratie van ritten, tarieven en arbeids- en rusttijden wist of wijzigt;7° de apparatuur niet gebruikt;8° een ander tarief vraagt dan het tarief dat aan de klant kenbaar is gemaakt met de tarievenkaart, vermeld in artikel 31, § 2, eerste lid;9° een andere prijs vraagt dan de prijs die is berekend volgens de tariefstructuur, vermeld in artikel 31, § 2, tweede lid;10° de documenten die betrekking hebben op de dienst voor individueel bezoldigd personenvervoer, die bij een controle worden gevraagd niet voorlegt;11° overlast veroorzaakt;12° stationeert op plaatsen waar dat niet mag;13° met een niet-vergund voertuig rijdt.

Art. 28.§ 1. Voordat beslist wordt om de bestuurderspas te schorsen of in te trekken, wordt de bestuurder gehoord.

Voor de feiten, vermeld in artikel 27, 5°, 6°, 7°, 8°, 9°, 12° en 13° wordt de beslissing aan de bestuurder en de exploitant betekend. In de overige gevallen wordt de beslissing alleen aan de bestuurder betekend. De beslissing vermeldt de wijze waarop beroep kan worden aangetekend.

Het beroep schort de beslissing van de gemeente tot schorsing of intrekking van de bestuurderspas niet op. § 2. Het beroep tegen een beslissing om de bestuurderspas te weigeren of tegen beslissingen om de bestuurderspas in te trekken of te schorsen, wordt met een beveiligde zending bij het departement ingediend binnen vijftien dagen na de betekening van de weigeringsbeslissing of binnen vijftien dagen na de datum waarop de termijn van drie maanden verstrijkt die op de indiening van de aanvraag volgt. § 3. De intrekking of de schorsing wordt onmiddellijk door de gemeente geregistreerd in de gegevensbank, vermeld in artikel 54.

De bestuurder van wie de bestuurderspas ingetrokken is, kan de eerste twee jaar die volgen op de intrekking geen nieuwe bestuurderspas aanvragen.HOOFDSTUK3. - ExploitatieAfdeling 1. - Straattaxi

Onderafdeling 1. - Het voertuig

Art. 29.De carrosserie en de cabine van de voertuigen bevinden zich in goede staat. Ze bieden de nodige kwaliteit, comfort en netheid.

De voertuigen die aan de volgende voorwaarden voldoen, voldoen aan de verplichtingen, vermeld in het eerste lid:1° de deuren, de koffer en de ramen van de deuren kunnen probleemloos open en dicht;2° de zetels en de koffer zijn altijd in een nette staat;3° het voertuig vertoont geen sporen van een ongeval.Het voertuig voldoet aan de volgende emissienorm:1° met ingang 1 januari 2020: als het voertuig is ingeschreven bij de Dienst Immatriculatie van Voertuigen van de federale overheidsdienst Mobiliteit na 1 januari 2020: een minimale ecoscore van 71 voor voertuigen met vijf zitplaatsen, van 66 voor voertuigen met meer dan vijf zitplaatsen en van 56 voor voertuigen met meer dan vijf zitplaatsen die voldoen aan de definitie van een minibus, vermeld in artikel 1, § 2, 48, van het voormelde koninklijk besluit;2° met ingang 1 januari 2025: a) als het voertuig is ingeschreven bij de Dienst Immatriculatie van Voertuigen van de federale overheidsdienst Mobiliteit voor 1 januari 2025: een minimale ecoscore van 71 voor voertuigen met vijf zitplaatsen, van 66 voor voertuigen met meer dan vijf zitplaatsen en van 56 voor voertuigen met meer dan vijf zitplaatsen die voldoen aan de definitie van een minibus, vermeld in artikel 1, § 2, 48, van het voormelde koninklijk besluit;b) als het voertuig is ingeschreven bij de Dienst Immatriculatie van Voertuigen van de federale overheidsdienst Mobiliteit na 1 januari 2025: een minimale ecoscore van 74 voor voertuigen met vijf zitplaatsen, van 71 voor voertuigen met meer dan vijf zitplaatsen en van 61 voor voertuigen met meer dan vijf zitplaatsen die voldoen aan de definitie van een minibus, vermeld in artikel 1, § 2, 48, van het voormelde koninklijk besluit;3° met ingang 1 januari 2030: a) als het voertuig is ingeschreven bij de Dienst Immatriculatie van Voertuigen van de federale overheidsdienst Mobiliteit voor 1 januari 2030: een minimale ecoscore van 74 voor voertuigen met vijf zitplaatsen, van 71 voor voertuigen met meer dan vijf zitplaatsen en van 61 voor voertuigen met meer dan vijf zitplaatsen die voldoen aan de definitie van een minibus, vermeld in artikel 1, § 2, 48, van het voormelde koninklijk besluit;b) als het voertuig is ingeschreven bij de Dienst Immatriculatie van Voertuigen van de federale overheidsdienst Mobiliteit na 1 januari 2030: zero-emissie voor alle voertuigen.Behalve als er een prijsafspraak is, zijn de gegevens over de prijs altijd zichtbaar voor de vervoerde persoon in het voertuig, met verlichting als dat nodig is.

Art. 30.§ 1. Elk voertuig, met uitzondering van de voertuigen die niet zijn ingeschreven bij de Dienst Immatriculatie van Voertuigen van de federale overheidsdienst Mobiliteit en met uitzondering van de vervangingsvoertuigen, is uitgerust met een speciale nummerplaat als vermeld in artikel 4, § 4, van het ministerieel besluit van 23 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen. § 2. Elk voertuig in dienst heeft twee geplastificeerde vergunningskaarten voor individueel bezoldigd personenvervoer aan boord.

Eén kaart wordt op de rugleuning van de voorste passagiersstoel bevestigd. Als het voertuig maar over twee deuren beschikt, wordt die kaart op het dashboard bevestigd. De gegevens van die kaart zijn leesbaar voor de vervoerde persoon.

De tweede kaart wordt bevestigd aan de achterruit, rechts onderaan, tenzij het voertuig beschikt over een tarievenkaart als vermeld in artikel 31, § 2, eerste lid. De gegevens van die kaart zijn van buiten uit leesbaar voor derden. § 3. Op het ogenblik dat de reservevoertuigen, respectievelijk vervangingsvoertuigen, ingezet worden, wordt één geplastificeerde reservekaart, respectievelijk één geplastificeerde vervangingskaart, bevestigd naast de vergunningskaart of de tarievenkaart. § 4. Bij verlies, diefstal of vernietiging van de vergunnings-, reserve- of vervangingskaart, wordt op vertoon van een attest van de politie een nieuwe kaart met de vermelding "duplicaat" uitgereikt door de gemeente. § 5. In afwijking van paragraaf 2 tot en met 4 kan de minister de reglementering vaststellen voor de herkenbaarheid van voertuigen met twee of drie wielen.

Onderafdeling 2. - De dienst en de ritten

Art. 31.§ 1. De tariefstructuur wordt voor het begin van de rit, of bij een bestelde rit voor het begin van de bestelling, op een transparante manier kenbaar gemaakt aan de kandidaat-klant.

De tariefstructuur bestaat uit één of meer componenten, waaronder:1° de startprijs;2° de wachtprijs per minuut;3° de prijs per kilometer;4° de prijs per minuut;5° het gecombineerd tarief;6° het forfaitair tarief voor een welbepaalde rit;7° het minimum- en maximumtarief voor een welbepaalde rit.Minstens alle gebruikte componenten worden vermeld. § 2. De tariefstructuur is op fysieke wijze zichtbaar in het voertuig, op een tarievenkaart, waarvan het model is vastgelegd in bijlage 8, die wordt bevestigd op achterste zijruit aan de rechterkant.

Bij een bestelde rit kan de tariefstructuur, in afwijking van het eerste lid, langs telefonische of elektronische weg kenbaar worden gemaakt aan de klant. Bij de bestelling krijgt de klant daarvan een schriftelijke bevestiging. In dat geval wordt de tarievenkaart vervangen door de vergunningskaart, vermeld in artikel 30, § 2, eerste lid. § 3. Er wordt een prijsindicatie van het eindbedrag meegedeeld aan de klant voor het begin van de rit, en bij een bestelde rit voor het begin van de bestelling.

Art. 32.§ 1. In elk voertuig dat in dienst is, is apparatuur aanwezig waarmee de gegevens, vermeld in artikel 33 en 34, beveiligd kunnen worden geregistreerd, opgeslagen en geraadpleegd. § 2. De gegevens die verwerkt worden door de tussenpersonen, worden beveiligd geregistreerd, opgeslagen en geraadpleegd. § 3. In paragraaf 1 en 2 wordt verstaan onder beveiligd: de integriteit, de onveranderlijkheid, de oorsprong en het niet-weerlegbare karakter van de gegevens is gewaarborgd aan de hand van een betrouwbaar controlespoor tussen het vervoerbewijs en de levering van de dienst.

De gegevens, vermeld in paragraaf 1 en 2, worden op een externe locatie opgeslagen, waar bevoegde overheidsdiensten er toegang toe hebben.

De minister bepaalt de wijze waarop de gegevens worden beveiligd en bewaard en kan aanvullende bepalingen opleggen. § 4. De verzamelde gegevens worden ook gebruikt om te analyseren hoe de prijzen zich ontwikkelen. Als er een marktverstoring optreedt, kan de minister minimum- en maximumtarieven bepalen.

Art. 33.De dienststaat bevat al de volgende gegevens:1° bij het begin van de dienst: a) de naam of benaming van de exploitant, zijn adres, e-mailadres en telefoonnummer;b) de datum;c) de identificatiecode van het voertuig of het immatriculatienummer in geval van een reserve- of vervangingsvoertuig;d) de nummerplaat van het voertuig;e) de naam en de voornaam van de bestuurder;f) het uur waarop de dienst van de bestuurder begint;g) 1) de kilometerstand van het voertuig bij het begin van de dienst en de locatie van het voertuig als de dienstverlening wordt uitgevoerd op basis van andere apparatuur dan een taximeter;2) de getotaliseerde waarden, vermeld in bijlage 9 bij het koninklijk besluit van 15 april 2016betreffende de meetinstrumenten als de dienstverlening wordt uitgevoerd op basis van een Europees gehomologeerde taximeter;2° tijdens de dienst: a) de uren van de effectief genomen rustpauze;b) het aantal uitgevoerde ritten sinds het begin van de dienst, de eindprijs per rit, de kilometerstanden van het voertuig bij het begin en bij het einde van elke uitgevoerde rit, het aantal opnemingen, de totale afgelegde afstand, de afgelegde beladen afstand;3° aan het einde van de dienst: a) de datum en het uur van de effectieve beëindiging van de dienst;b) het aantal uitgevoerde ritten, de prijsafspraak en de eindprijs per rit, de kilometerstanden van het voertuig bij het begin en bij het einde van elke uitgevoerde rit en bij het begin en bij het einde van de dienst, de locatie van het voertuig, het aantal opnemingen, de totale afgelegde afstand, de afgelegde beladen afstand.De bestuurder kan een exemplaar van de dienststaat voor zichzelf genereren.

De apparatuur in het voertuig biedt de mogelijkheid om de gegevens, vermeld in het eerste lid, ter inzage voor te leggen. Die gegevens worden in een leesbare en verstaanbare vorm voorgelegd en zijn identiek aan de oorspronkelijke gegevens.

De verplichtingen, vermeld in het eerste tot en met het derde lid, gelden ook als de gegevens zich digitaal in België of in het buitenland bevinden.

Art. 34.§ 1. Aan het einde van de rit wordt aan de vervoerde persoon, of in voorkomend geval aan de klant als die niet de vervoerde persoon is, een vervoerbewijs gegeven, zonder dat die erom verzoekt, waarop minstens de volgende onuitwisbare vermeldingen staan:1° de vermelding "vervoerbewijs";2° de naam of de benaming van de exploitant, zijn adres, e-mailadres en telefoonnummer;3° de identificatiecode van het voertuig of het immatriculatienummer in geval van een reserve- of vervangingsvoertuig;4° de nummerplaat van het voertuig;5° de naam van de bestuurder;6° het volgnummer van de rit, dat een oplopend getal is;7° de datum en het uur van het in- en uitstappen;8° de instap- en uitstapplaatsen of, als er geen straatnamen bestaan, de gps-coördinaten en het gps-formaat;9° het aantal afgelegde kilometers;10° het toegepaste tarief;11° de totale prijs van de rit of de prijs per persoon in geval van een collectieve rit, voorafgegaan door de vermelding "te betalen bedrag";12° de vermelding "klachten", in voorkomend geval de tussenpersoon en de contactgegevens van de vergunningverlenende gemeente, in voorkomend geval de machtigingverlenende gemeente, en het klachtenorgaan.In geval van een collectieve rit worden de vermeldingen verstrekt per vervoerde persoon, of per klant als de klant niet de vervoerde persoon is.

In geen geval mag een handgeschreven vervoerbewijs worden gegeven. § 2. Extra kosten die verbonden zijn aan het individueel bezoldigd personenvervoer, zoals parkeerkosten of wegentol, kunnen aan de klant worden doorgerekend, op voorwaarde dat het bewijs van die kosten aan de klant wordt geleverd.

Art. 35.§ 1. Op elk verzoek van de bevoegde personeelsleden en agenten kan de bestuurder de beveiligde gegevens, vermeld in artikel 33 en 34, voorleggen. § 2. De exploitant en de tussenpersoon bewaren gedurende zeven jaar de beveiligde gegevens, vermeld in artikel 33 en 34.

De gegevens worden voorgelegd op elk verzoek van de bevoegde personeelsleden en agenten.

Onderafdeling 3. - De dienstverlening tegenover de klanten en de vervoerde personen

Art. 36.Behalve op andersluidend verzoek van de klant of van de vervoerde persoon brengt de bestuurder de vervoerde persoon langs de snelste route naar zijn bestemming.

In afwijking van het eerste lid kiest de bestuurder die een collectieve rit uitvoert, zelf welke de meest geschikte en snelste route is.

Art. 37.Het voertuig mag zich niet parkeren, stationeren of heen en weer rijden op minder dan tweehonderd meter loopafstand van een standplaats voorbehouden voor standplaatstaxi's, tenzij de rit is besteld.

Het voertuig mag zich niet bevinden op minder dan tweehonderd meter loopafstand van het grondgebied van Luchthaven Brussel-Nationaal, tenzij de rit is besteld.

Art. 38.De persoon die wil gebruikmaken van een dienst voor individueel bezoldigd personenvervoer, heeft het recht om opgepikt te worden door een bestuurder in dienst, zodra die vrij is of bij een collectieve rit als er nog een lege plaats is, tenzij het voertuig niet beschikbaar is wegens een bestelde rit of tenzij de rit de diensttijd overschrijdt.

De bestuurder mag:1° weigeren iemand mee te nemen die naar een verre of afgelegen plaats wil worden gebracht, tenzij zijn identiteit kan worden vastgesteld, zo nodig door interventie van de politie;2° een voorschot eisen voor ritten van meer dan 50 km of van minstens 100 euro;3° klanten of vervoerde personen weigeren die de openbare orde verstoren, de veiligheid in gevaar brengen, de goede zeden in het gedrang brengen en die het voertuig niet respecteren.

Art. 39.Het is de bestuurder verboden:1° de dienst uit te voeren in het gezelschap van andere personen dan de vervoerde personen, behalve als het om een kandidaat-bestuurder gaat die zijn stage doet;2° het voertuig tijdens de dienst te laten besturen door derden;3° te roken of vervoerde personen te laten roken in het voertuig;4° ritten te weigeren, met behoud van de toepassing van artikel 38, tweede lid;5° overlastsituaties te creëren.

Art. 40.De bestuurder geeft uiterlijk binnen twee dagen bij de politie voorwerpen af die in zijn voertuig zijn gevonden.

Art. 41.§ 1. Als er zich tijdens de rit een storing voordoet in de werking van de apparatuur, brengt de bestuurder de vervoerde persoon en de klant daarvan onmiddellijk op de hoogte en wordt het bedrag van de rit in overleg tussen de bestuurder en de klant vastgesteld. Nadat de vervoerde persoon naar de bestemming is gebracht, stopt de bestuurder de dienst voor individueel bezoldigd personenvervoer met dat voertuig. § 2. Als er zich tijdens de rit een defect voordoet aan het voertuig of het raakt betrokken bij een ongeval, heeft de vervoerde persoon het recht om het voertuig te verlaten na het bedrag te betalen dat door de apparatuur, vermeld in artikel 32, § 1, wordt aangegeven voor de kilometers die al afgelegd zijn.

De bestuurder zorgt ervoor dat de vervoerde persoon zijn rit kan voortzetten met een ander voertuig. In geen geval mogen de kosten van het oponthoud aan de klant aangerekend worden. § 3. In afwijking van artikel 34, § 1, derde lid, geeft de bestuurder een handgeschreven vervoerbewijs met al de gegevens, vermeld in artikel 34, § 1, eerste lid, als het vervoerbewijs niet op een andere manier kan worden bezorgd. De bestuurder mag daarna geen personen meer vervoeren met dat voertuig zolang de voormelde onmogelijkheid aanwezig is.Afdeling 2. - Standplaatstaxi's

Onderafdeling 1. - Het voertuig

Art. 42.Het voertuig beschikt over een meetinstrument als vermeld in bijlage 9 bij hetkoninklijk besluit van 15 april 2016 betreffende meetinstrumenten, waarmee de gegevens, vermeld in artikel 33 en 34 van dit besluit, beveiligd kunnen worden geregistreerd, opgeslagen en geraadpleegd.

Artikel 29 en 30 zijn van toepassing op standplaatstaxi's.

Art. 43.Alle voertuigen die ingezet worden als standplaatstaxi beschikken over een taxilicht op het dak van het voertuig. Het taxilicht vermeldt in het middengedeelte het woord "TAXI" op de voor- en achterkant van de lichtinstallatie. De minister kan de uiterlijke kenmerken van het taxilicht vaststellen.

Als het voertuig vrij is, brandt het taxilicht. In alle andere gevallen brandt het taxilicht niet.

Onderafdeling 2. - De dienst en de ritten

Art. 44.Artikel 31, § 2, eerste lid, 32 tot en met 35 zijn van toepassing op standplaatstaxi's.

Onderafdeling 3. - De dienstverlening tegenover de klanten en de vervoerde personen

Art. 45.§ 1. Artikel 36 en artikel 38 tot en met 41 zijn van toepassing op standplaatstaxi's.

Naast de verbodsbepalingen, vermeld in artikel 39, is het de bestuurders van standplaatstaxi's verboden om:1° op hun toegelaten standplaats de motor van het voertuig te laten draaien;2° zonder reden hun voertuig op de standplaatsen te verplaatsen en om daar een overtal te creëren of buiten de vastgelegde limieten te stationeren.§ 2. Als alle standplaatsen bezet zijn, wordt het voertuig naar een andere standplaats gereden, waar wel een plaats vrij is. § 3. Het voertuig mag alleen de toegelaten standplaatsen bezetten als het in dienst is. De bestuurder kan op elk moment het voertuig verplaatsen om aan te schuiven in de rij of op verzoek van een bevoegde ambtenaar of agent.Afdeling 3. - Ceremonieel vervoer

Onderafdeling 1. - Het voertuig

Art. 46.Artikel 29 en 30 zijn van toepassing op ceremonieel vervoer.

De minister of zijn gemachtigde kan, in afwijking van artikel 29, derde lid, uitzonderingen bepalen voor voertuigen die uitsluitend ingezet worden voor ceremonieel vervoer.

In afwijking van artikel 30, § 2, derde lid, wordt de tweede vergunningskaart bevestigd aan de binnenkant van de voorruit, rechts bovenaan, en is ze leesbaar van buiten.

Onderafdeling 2. - De dienst en de ritten

Art. 47.Het voertuig mag alleen ter beschikking gesteld worden van een natuurlijke of rechtspersoon voor een ceremonie op basis van een schriftelijke overeenkomst waarvan het model is opgenomen in bijlage 9, die bij dit besluit is gevoegd, en waarvan een exemplaar zich op de zetel van de onderneming bevindt, en een kopie aan boord van het voertuig.

Het voertuig wordt op basis van de overeenkomst minstens drie uur aaneensluitend ter beschikking gesteld.

De klachtenkanalen worden vermeld in de overeenkomst.

Art. 48.§ 1. Op elk verzoek van de bevoegde personeelsleden en agenten kan de bestuurder de overeenkomst, vermeld in artikel 47, voorleggen. § 2. De exploitant en de tussenpersoon bewaren gedurende zeven jaar de overeenkomsten, vermeld in artikel 47.

De gegevens worden voorgelegd op elk verzoek van de bevoegde personeelsleden en agenten.Afdeling 4. - OV-taxi's

 

Art. 49.Enkel voertuigen die vergund zijn als straattaxi kunnen worden ingezet als OV-taxi.

Art. 50.Artikel 29 en 30 zijn van toepassing op OV-taxi's.

De minister of zijn gemachtigde kan, in afwijking van artikel 29, derde lid, uitzonderingen bepalen voor voertuigen die uitsluitend ingezet worden voor het vervoer van personen met verminderde mobiliteit.

Met behoud van de toepassing van artikel 30, § 2 tot en met § 5, van dit besluit, kan de Mobiliteitscentrale, vermeld in artikel 2, 9°, van het decreet van 29 maart 2019, aanvullende voorwaarden bepalen voor de herkenbaarheid van het voertuig.HOOFDSTUK4. - Klachtenbehandeling

Art. 51.Minstens de volgende personen behoren tot het klachtenorgaan, vermeld in artikel 29, § 1, van het decreet van 29 maart 2019:1° een vertegenwoordiger van de Nationale Groepering van Ondernemingen met Taxi- en Locatievoertuigen met chauffeur;2° een vertegenwoordiger van de tussenpersonen;3° twee vertegenwoordigers van de gebruikers;4° een vertegenwoordiger van de vergunningverlenende gemeenten;5° een vertegenwoordiger van Overleg voor de Diensten Aangepast Vervoer;6° een vertegenwoordiger van de vakbondsorganisaties die in het Sociaal Fonds Taxi en VVB vertegenwoordigd zijn.De minister kan nadere regels bepalen voor de samenstelling van het klachtenorgaan.

De actoren, vermeld in het eerste lid, kiezen onder hun leden een voorzitter. De voorzitter wordt verkozen voor een periode van twee jaar.

De voorzitter leidt de vergaderingen van het klachtenorgaan. Als de voorzitter dat noodzakelijk acht, kan hij een vertegenwoordiging van andere actoren die betrokken zijn bij het individueel bezoldigd personenvervoer uitnodigen om deel te nemen aan het overleg.

Art. 52.Het klachtenorgaan legt haar werking vast in een huishoudelijk reglement.

Het klachtenorgaan organiseert het secretariaat en maakt de contactgegevens ervan ruim bekend.

Art. 53.Het klachtenorgaan brengt jaarlijks verslag uit aan de minister over de werkzaamheden van het afgelopen jaar.HOOFDSTUK5. - Gegevens

Art. 54.§ 1. Het departement stelt de gegevensbank, vermeld in artikel 31 van het decreet van 29 maart 2019, ter beschikking.

De gegevensbank bevat alle gegevens, vermeld in artikel 31, § 1, van het decreet van 29 maart 2019, waaronder alle gegevens, vermeld in de bijlagen die bij dit besluit zijn gevoegd, en het aantal exploitanten op de wachtlijst om een machtiging voor een standplaats op de openbare weg te verkrijgen, met vermelding van het aantal gevraagde voertuigen. § 2. De gemeente vult de gegevens aan in de gegevensbank op het ogenblik dat de vergunning, de machtiging, de bestuurderspas, de vergunningskaarten, de vervangingskaarten of de tarievenkaarten worden verstrekt. § 3. De gegevens, vermeld in artikel 31, § 1, van het decreet van 29 maart 2019, zijn op volgende wijze toegankelijk:1° voor de gemeenten: a) het raadplegen van alle gegevens;b) het bewerken van de vergunningen, de machtigingen en de bestuurderspassen die de gemeente zelf uitreikt;2° voor de exploitanten: het raadplegen van de gegevens over hun vergunning en machtigingen en voertuigen, evenals het raadplegen van de gegevens van de bestuurders die zij in dienst hebben;3° voor de politie: het raadplegen van alle gegevens;4° voor het Departement Mobiliteit en Openbare Werken: het raadplegen van alle gegevens;5° voor de overheidsdiensten die belast zijn met het administratieve beheer of de controle van de diensten voor individueel bezoldigd personenvervoer: het raadplegen van alle gegevens.De toegang, vermeld in het eerste lid, blijft beperkt tot die gegevens die noodzakelijk zijn voor de toepassing van het decreet van 29 maart 2019 en dit besluit, rekening houdend met de rol die iedere toegangsgerechtigde vervult.

Art. 55.De tussenpersonen en de sector van het individueel bezoldigd personenvervoer bezorgen jaarlijks mobiliteits- en statistische gegevens aan het departement.

De minister bepaalt de invulling en de praktische regeling.

Art. 56.De lijst van de vergunde exploitanten en de vergunningsgegevens, vermeld in artikel 31, § 5, van het decreet van 29 maart 2019, wordt maandelijks bijgewerkt op de website van het Departement Mobiliteit en Openbare Werken.

TITEL 3. - Strafbepalingen

Art. 57.De minister kan de personen, vermeld in artikel 34, § 1, van het decreet van 29 maart 2019, aanwijzen en hun kentekens bepalen.

Art. 58.De lijst van inbreuken op de bepalingen van het decreet van 29 maart 2019 of dit besluit, en de daaraan gekoppelde onmiddellijk te innen som, zijn vermeld in de tabel die is opgenomen in bijlage 10 die bij dit besluit is gevoegd.

Art. 59.§ 1. In geval van de onmiddellijke inning, vermeld in artikel 58, wordt gebruikgemaakt van genummerde formulieren, die samengevoegd zijn in genummerde boekjes en die overeenstemmen met het model dat de minister vaststelt.

Als tegelijkertijd meerdere inbreuken ten laste van eenzelfde persoon worden vastgesteld, worden die op eenzelfde formulier vermeld.

Het formulier, vermeld in het eerste lid, wordt vervangen door een proces-verbaal als de som niet is geïnd op het ogenblik dat de overtreding is vastgesteld. § 2. De som die wordt geïnd wordt altijd in euro uitgedrukt. De som kan op een van de volgende wijzen worden betaald:1° betaling in geld: a) de betaling in geld is alleen van toepassing op personen die geen woonplaats of vaste verblijfplaats in België hebben;b) de som wordt betaald in euro met bankbiljetten en, in voorkomend geval, met munten van 1 of 2 euro;2° betaling met bank- of kredietkaart: de betaling met een bank- of kredietkaart is van toepassing op personen die al dan niet een woonplaats of vaste verblijfplaats in België hebben;3° betaling met overschrijving: a) de betaling met overschrijving is alleen van toepassing op personen die een woonplaats of vaste verblijfplaats in België hebben;b) een document met de betalingsgegevens wordt aan de persoon afgegeven of verzonden;c) een betaling met overschrijving wordt uitgevoerd binnen tien dagen vanaf de dag waarop het document, vermeld in punt b), is afgegeven of verzonden.De datum van betaling door de bankinstelling dient als bewijs van de datum van betaling. § 3. Als de persoon geen woonplaats of vaste verblijfplaats in België heeft en de voorgestelde som niet onmiddellijk betaalt, is de per inbreuk in consignatie te geven som dezelfde als de te innen som.

In geval van consignatie van een som wordt gebruikgemaakt van genummerde formulieren die samengevoegd zijn in de genummerde boekjes, vermeld in paragraaf 1, eerste lid.

Art. 60.Alle documenten over de inning of de consignatie van een som worden gedurende vijf jaar bewaard in de kantoren waartoe de personen, vermeld in artikel 34, § 1, van het decreet van 29 maart 2019, behoort.

TITEL 4. - Slotbepalingen

Art. 61.Het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2003 betreffende de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met bestuurder, gewijzigd bij de besluiten van 28 mei 2004, 27 juni 2008, 30 april 2009, 18 december 2009 en 18 juni 2010, wordt opgeheven.

Art. 62.Artikel 19 tot en met 30 treden in werking op 1 juli 2020.

Art. 63.Artikel 32, § 3, tweede lid treedt in werking op 1 juli 2020.

Art. 64.De volgende regelgevende teksten treden in werking op 1 januari 2020:1° het decreet van 29 maart 2019;2° dit besluit.

Art. 65.De Vlaamse minister, bevoegd voor het mobiliteitsbeleid, de openbare werken en het vervoer, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 8 november 2019.

De minister-president van de Vlaamse Regering, J. JAMBON De Vlaamse minister van Mobiliteit en Openbare Werken, L. PEETERS


Decreet betreffende het individueel bezoldigd personenvervoer

VLAAMSE OVERHEID

29 MAART 2019. - Decreet betreffende het individueel bezoldigd personenvervoer (1)

Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt: DECREET betreffende het individueel bezoldigd personenvervoerHOOFDSTUK1. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid.

Art. 2.In dit decreet wordt verstaan onder:1° bestuurder: elke natuurlijke persoon die een voertuig bestuurt waarmee diensten voor individueel bezoldigd personenvervoer worden verricht;2° bestuurderspas: de pas uitgereikt overeenkomstig artikel 18, § 1;3° bevoegde college: het college van burgemeester en schepenen van de gemeente die bevoegd is om de vergunning af te geven, vermeld in artikel 6, § 2;4° bezoldigd personenvervoer: het vervoer van personen waarvoor een vergoeding wordt gevraagd die hoger is dan de vervoersonkosten;5° diensten voor individueel bezoldigd personenvervoer: de diensten voor bezoldigd personenvervoer met voertuigen met een bestuurder die aan al de volgende eisen voldoen: a) het voertuig is, naar constructie en uitrusting, geschikt voor het vervoer van ten hoogste negen personen, de bestuurder inbegrepen, en is daartoe bestemd;b) het voertuig wordt ter beschikking gesteld van het publiek, waarbij de volgende categorieën van terbeschikkingstelling worden onderscheiden: i) straattaxi: het voertuig wordt ter beschikking gesteld van het publiek op de openbare weg, vermeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg of op elke andere niet voor het openbaar verkeer opengestelde plaats waarover de exploitant beschikt;ii) standplaatstaxi: het voertuig wordt ter beschikking gesteld van het publiek op een standplaats op de openbare weg die voorbehouden is voor diensten voor individueel bezoldigd personenvervoer; iii) ceremonieel vervoer: het voertuig wordt ter beschikking gesteld van het publiek voor ceremonies op basis van een schriftelijke overeenkomst; iv) OV-taxi: het voertuig wordt ter beschikking gesteld van het publiek via de Mobiliteitscentrale in het kader van collectief aangeboden openbaar personenvervoer waarbij wordt ingespeeld op specifieke individuele mobiliteitsvragen van personen;c) de terbeschikkingstelling kan betrekking hebben op het voertuig of op elk van de plaatsen ervan;d) de bestemming wordt door de klant of door de vervoerde persoon bepaald;6° exploitant: elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die een dienst voor individueel bezoldigd personenvervoer exploiteert;7° exploitatiezetel: elke vestiging met enige standvastigheid van waaruit diensten voor individueel bezoldigd personenvervoer worden georganiseerd en van waaruit de opdrachten en instructies worden gegeven;8° machtiging: de machtiging voor de exploitatie van een dienst voor individueel bezoldigd personenvervoer vanaf een standplaats op de openbare weg die daarvoor voorbehouden is, vermeld in artikel 12, § 1;9° de Mobiliteitscentrale is een orgaan dat: informatie verzamelt en verschaft over alle openbaarvervoerdiensten;vervoersvragen en mobiliteitsmogelijkheden van de gebruiker analyseert en desgevallend doorverwijst; vervoersaanvragen voor ritten verzamelt, efficiënt plant en vervolgens uitzet bij een of meerdere vervoerders of vervoerdiensten of via collectieve beschikbaar gestelde verplaatsingsmiddelen; ritprijzen factureert; klachten van gebruikers behandelt;10° tussenpersoon: elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die op eender welke wijze tegen betaling bemiddelt bij het aanbieden van diensten voor individueel bezoldigd personenvervoer op de markt, promotie maakt voor diensten voor individueel bezoldigd personenvervoer op de markt of diensten aanbiedt via dewelke exploitanten en kandidaat-klanten rechtstreeks met elkaar in contact kunnen treden;11° vergunning: de vergunning voor de exploitatie van een dienst voor individueel bezoldigd personenvervoer, vermeld in artikel 6, § 1;12° verordening (EU) 2016/679: verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming).

Art. 3.De Vlaamse Regering stelt de vervoersonkosten, vermeld in artikel 2, 4°, vast.

Art. 4.De diensten voor individueel bezoldigd personenvervoer worden verstrekt voor het openbaar nut, met uitzondering van ceremonieel vervoer.

Art. 5.Dit decreet is niet van toepassing op diensten voor niet-dringend liggend ziekenvervoer.HOOFDSTUK2. - Diensten voor individueel bezoldigd personenvervoerAfdeling 1. - Vergunning

 

Art. 6.§ 1. Zonder vergunning mag niemand een dienst voor individueel bezoldigd personenvervoer exploiteren van op de openbare weg of op elke andere niet voor het openbaar verkeer opengestelde plaats die zich op het grondgebied van het Vlaamse Gewest bevindt. § 2. De vergunning wordt afgegeven door de gemeente waar de kandidaat-vergunninghouder zijn exploitatiezetel heeft of zijn exploitatiezetel zal vestigen na verlening van de vergunning en ten laatste op het ogenblik dat de vergunninghouder begint met de exploitatie van de vergunde dienst.

Wanneer een kandidaat-exploitant over meerdere exploitatiezetels beschikt, dan is de gemeente waar men de eerste keer een vergunningsaanvraag indient bevoegd.

De vergunning is geldig op het grondgebied van het Vlaamse Gewest.

Per exploitant kan de gemeente, vermeld in het eerste lid, maar één vergunning afgeven. § 3. De Vlaamse Regering kan de regels bepalen met betrekking tot de ritten die zich uitstrekken over het grondgebied van het Vlaamse Gewest, uitgevoerd door diensten vergund in een ander gewest.

Art. 7.§ 1. De vergunning wordt afgegeven door het bevoegde college van de gemeente, vermeld in artikel 6, § 2.

De Vlaamse Regering bepaalt de procedure waarbinnen het bevoegde college de vergunning kan afgeven. § 2. De vergunning vermeldt het aantal voertuigen waarvoor ze is afgegeven en, in voorkomend geval, het aantal reservevoertuigen waarover de exploitant mag beschikken.

De Vlaamse Regering legt de vorm van de vergunning vast, alsook de vermeldingen die erop moeten voorkomen. § 3. De houder van een vergunning kan het bevoegde college altijd verzoeken het aantal voertuigen dat het voorwerp uitmaakt van zijn vergunning, te verhogen of te verlagen.

De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor de beslissingen van het bevoegde college die worden genomen met toepassing van het eerste lid.

Art. 8.§ 1. De vergunningen die uitgereikt worden voor de exploitatie van een dienst voor individueel bezoldigd personenvervoer geven in de gemeente waar de exploitatiezetel is gevestigd aanleiding tot een jaarlijkse gemeenteretributie ten laste van de natuurlijke persoon of rechtspersoon die houder is van de vergunning. § 2. Het basisbedrag van de retributie voor vergunningen bedraagt 350 euro per jaar en per in de akte van de vergunning vermeld voertuig. De Vlaamse Regering kan dit basisbedrag differentiëren naar beneden tot minimaal 250 euro, op basis van de parameters bepaald door de Vlaamse Regering. § 3. De retributie, vermeld in paragraaf 2, is verschuldigd voor het hele jaar, onafhankelijk van het moment waarop de vergunning wordt afgegeven. De vergunninghouder is de eerste jaarlijkse retributie verschuldigd op het ogenblik van de afgifte van de vergunning en nadien telkens op 1 januari van het kalenderjaar.

De vermindering van het aantal voertuigen of de opschorting van de exploitatie met een of meer voertuigen geeft geen aanleiding tot een retributieteruggave. Dit geldt eveneens voor de schorsing of de intrekking van een vergunning of het buiten werking stellen van een of meer voertuigen voor welke reden dan ook. § 4. Het bedrag, vermeld in paragraaf 2, wordt aangepast volgens de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen. Deze aanpassing gebeurt door middel van de coëfficiënt die wordt bekomen door het indexcijfer van de maand december van het jaar voorafgaand aan het belastingjaar te delen door het indexcijfer van de maand december van het jaar voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit decreet. § 5. De Vlaamse Regering kan de innings- en bezwaarprocedure van de in dit artikel vermelde retributies nader bepalen.

Art. 9.§ 1. De vergunning is vijf jaar geldig. § 2. De vergunning is persoonlijk en onoverdraagbaar.

Na een voorafgaande toelating van het bevoegde college mag de echtgeno(o)t(e) of de duurzaam samenwonende partner of mogen bloed- of aanverwanten tot de tweede graad bij overlijden of permanente arbeidsongeschiktheid van de vergunninghouder, onder dezelfde voorwaarden de exploitatie van de dienst voortzetten tot het einde van de in de vergunning gestelde termijn.

Art. 10.Bij beslissing van het bevoegde college kan de vergunning ingetrokken worden of voor een bepaalde duur geschorst worden.

De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor de intrekking of schorsing van de vergunning bij niet-naleving van de exploitatievoorwaarden, vermeld in artikel 21, § 2.

Art. 11.Tegen de op basis van deze afdeling genomen weigeringsbeslissingen of beslissingen over de intrekking of de schorsing van een vergunning, of in voorkomend geval bij ontstentenis van beslissing binnen de door de Vlaamse Regering bepaalde termijn, kan beroep ingesteld worden bij de door de Vlaamse Regering aangewezen beroepsinstantie, die bij beslissing uitspraak doet binnen drie maanden na de ontvangst van het beroepschrift. Bij gebrek aan beslissing met betrekking tot het beroepschrift binnen drie maanden na ontvangst ervan, wordt de weigering, de intrekking of schorsing van de vergunning geacht te worden bevestigd.

De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor het indienen en het behandelen van het beroep.Afdeling 2. - Machtiging

 

Art. 12.§ 1. Niemand mag een standplaatstaxi stationeren op een daartoe voorbehouden standplaats op de openbare weg op het grondgebied van een gemeente in het Vlaamse Gewest, zonder machtiging van die gemeente.

Alleen de houders van een vergunning kunnen een machtiging aanvragen. § 2. De machtiging wordt afgegeven door de gemeente en is geldig voor eender welke standplaats op haar grondgebied.

De gemeente legt de wijze van afgifte, de vorm en de voorwaarden van de machtigingen vast in een gemeentelijk reglement.

Art. 13.§ 1. De gemeente kan het aantal machtigingen voor standplaatsen op de openbare weg op haar grondgebied beperken.

De wegbeheerder zorgt voor voldoende en geschikte standplaatsen op de gemeente- en gewestwegen, in verhouding tot het aantal machtigingen die uitgereikt zijn aan voertuigen die mogen gebruikmaken van standplaatsen op de openbare weg.

Als de wegbeheerder op de openbare weg in een bepaalde gemeente standplaatsen creëert, wijzigt of afschaft, overlegt hij daarover voorafgaand met de exploitanten die een machtiging hebben van de gemeente in kwestie. § 2. Het aantal voertuigen dat aanwezig is op een bepaalde standplaats op de openbare weg, mag in geen geval het aantal beschikbare plaatsen overschrijden.

De gemeente neemt de nodige maatregelen om de beschikbaarheid van de standplaatsen te garanderen.

Art. 14.§ 1. De gemeente bepaalt de duur van de machtiging en de overdraagbaarheid ervan.

De machtiging is persoonlijk. § 2. De duur van de machtiging kan de duur van de vergunning niet overstijgen.

De intrekking, schorsing of stopzetting van de vergunning heeft de intrekking, schorsing of stopzetting van de machtiging tot gevolg.

Art. 15.De gemeente bepaalt de gevallen waarin de machtiging kan worden ingetrokken of geschorst, alsook de procedure ervan.

Art. 16.De gemeente bepaalt of en op welke wijze tegen de op basis van deze afdeling genomen weigeringsbeslissingen of beslissingen over de intrekking of de schorsing een bestuurlijk beroep kan worden ingesteld.Afdeling 3. - Bestuurderspas

 

Art. 17.Elke bestuurder die diensten van individueel bezoldigd personenvervoer aanbiedt, dient in het bezit te zijn van een bestuurderspas.

De bestuurderspas wordt afgeleverd tegen de betaling van een retributie en heeft een geldigheidsduur van vijf jaar.

De bestuurderspas is persoonlijk en onoverdraagbaar.

Art. 18.§ 1. De bestuurderspas wordt afgegeven door de gemeente waar de aanvrager gedomicilieerd is en is geldig voor het grondgebied van het Vlaamse Gewest.

Aanvragers die niet gedomicilieerd zijn in het Vlaamse Gewest, wenden zich tot een Vlaamse gemeente naar keuze. § 2. De Vlaamse Regering bepaalt de vereisten en verplichtingen over de zedelijkheid en de beroepsbekwaamheid van de bestuurders, en de procedure voor het afleveren van de bestuurderspas, met inbegrip van de hoogte van de verschuldigde retributie, de vorm en de wijze van afgifte van de bestuurderspas.

Art. 19.Bij beslissing van het college van de gemeente, vermeld in artikel 18, § 1, kan een bestuurderspas ingetrokken worden of voor een bepaalde duur geschorst worden.

De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor de intrekking of schorsing van de bestuurderspas bij niet-naleving van de vereisten die gesteld worden aan de bestuurder, of de voorwaarden inzake zedelijkheid of beroepsbekwaamheid.

Art. 20.Tegen de op basis van deze afdeling genomen weigeringsbeslissingen of beslissingen over de intrekking of de schorsing van een bestuurderspas, of in voorkomend geval bij ontstentenis van beslissing binnen de door de Vlaamse Regering bepaalde termijn, kan beroep ingesteld worden bij de door de Vlaamse Regering aangewezen beroepsinstantie, die bij beslissing uitspraak doet binnen drie maanden na de ontvangst van het beroepschrift. Bij gebrek aan beslissing met betrekking tot het beroepschrift binnen drie maanden na ontvangst ervan, wordt de weigering, de intrekking of schorsing van de bestuurderspas geacht te worden bevestigd.

De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor het indienen en het behandelen van het beroep.Afdeling 4. - Exploitatie

 

Art. 21.§ 1. De vergunning wordt afgegeven na een onderzoek door de gemeente van de voorwaarden voor het exploiteren van een dienst voor individueel bezoldigd personenvervoer.

Als de vergunning aan een rechtspersoon wordt afgegeven, moet de statutaire instelling van de rechtspersoon die belast is met het dagelijks beheer, voldoen aan de voorwaarden die gelden voor een natuurlijke persoon om houder te worden van de vergunning, en dat gedurende de hele duur van de exploitatie. § 2. De Vlaamse Regering kan de exploitatievoorwaarden, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, bepalen. Die exploitatievoorwaarden kunnen verschillen voor de straattaxi, de standplaatstaxi, het ceremonieel vervoer en de OV-taxi, en ze hebben betrekking op:1° de vereisten en verplichtingen over de zedelijkheid, de beroepsbekwaamheid en de solvabiliteit van de exploitanten van diensten voor individueel bezoldigd personenvervoer;2° de vereisten voor de inrichting, de uitrusting, de herkenbaarheid, de duurzaamheid met inbegrip van de milieuvriendelijkheid, de toegankelijkheid en het privégebruik van de voertuigen waarmee de diensten voor individueel bezoldigd personenvervoer worden verricht;3° de wijze waarop wordt aangetoond dat wordt voldaan aan de regels die worden bepaald krachtens punt 1° en 2° ;4° de gegevens van de dienst en de ritten en de daaraan te stellen vereisten;5° de aanwezigheid, het gebruik, de keuring en de installatie van apparatuur en voorzieningen ter registratie van ritten, tarieven en arbeids- en rusttijden;6° de dienstverlening tegenover de klanten en de vervoerde personen en de daaraan te stellen vereisten;7° de administratie die de exploitant voert voor een doelmatige controle op de naleving van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan.§ 3. De Vlaamse Regering bepaalt de afstandsperimeter rondom standplaatsen of belangrijke attractiepolen en de wijze waarop die gerespecteerd dient te worden.

Art. 22.§ 1. De vergunning wordt alleen afgegeven aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon die eigenaar is van het voertuig of de voertuigen, of erover beschikt door een contract van aankoop op afbetaling, van huurfinanciering of van huurkoop. § 2. De exploitanten mogen ertoe gemachtigd worden door de vergunningverlenende gemeente om voor de exploitatie van hun diensten over reservevoertuigen te beschikken waarvan ze eigenaar zijn of waarover ze beschikken door een contract van verkoop op afbetaling, van huurfinanciering of van huurkoop.

De reservevoertuigen moeten ten minste uitgerust zijn om een dienst voor individueel bezoldigd personenvervoer te verzekeren onder dezelfde voorwaarden als het voertuig dat tijdelijk niet beschikbaar is. § 3. Het is de exploitant verboden om het voertuig of het reservevoertuig te verhuren, onder welke vorm dan ook, aan een persoon die het voertuig of het reservevoertuig zelf bestuurt of laat besturen. § 4. De vergunninghouder van wie een voertuig tijdelijk niet beschikbaar is door een ongeval, een ernstig mechanisch defect, brand of diefstal, kan, in afwijking van paragraaf 1, op zijn verzoek, toegelaten worden zijn dienst te verrichten met een vervangingsvoertuig dat hij niet in eigendom heeft en waarvoor hij evenmin een contract van aankoop op afbetaling of een contract van huurfinanciering of van huurkoop kan voorleggen.

De Vlaamse Regering bepaalt de vereisten waaraan het vervangingsvoertuig moet voldoen, de procedure voor de aanvraag en de maximale periode dat het vervangingsvoertuig mag worden ingezet.

Art. 23.§ 1. De tarieven moeten op een transparante manier kenbaar worden gemaakt aan de kandidaat-klant voorafgaand aan aanvragen of het bestellen van de rit.

De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden voor die transparantie. Die voorwaarden kunnen verschillen voor de straattaxi, de standplaatstaxi, het ceremonieel vervoer en de OV-taxi. Die voorwaarden hebben betrekking op:1° de affichering van de tarieven;2° de wijze waarop het tarief is opgebouwd;3° de verplichting om de tariefopbouw toe te passen;4° de verplichting om voorafgaand aan de rit of de bestelling een prijsindicatie van het eindbedrag mee te delen.§ 2. De Vlaamse Regering kan minimum- en maximumtarieven vastleggen voor de diensten voor het individueel bezoldigd personenvervoer, die kunnen verschillen voor de straattaxi, de standplaatstaxi, het ceremonieel vervoer en de OV-taxi.

Art. 24.De gemeente die de machtiging afgeeft, kan voor standplaatstaxi's, naast de voorwaarden, vermeld in deze afdeling, bijkomende voorwaarden opleggen voor:1° de vereisten en verplichtingen voor de beroepsbekwaamheid van de bestuurders van een voertuig waarmee het vervoer wordt verricht;2° de vereisten voor de inrichting, de uitrusting, de herkenbaarheid, de duurzaamheid met inbegrip van de milieuvriendelijkheid, de toegankelijkheid en het privégebruik van de voertuigen waarmee de diensten voor individueel bezoldigd personenvervoer worden verricht;3° de wijze waarop wordt aangetoond dat wordt voldaan aan de regels die worden bepaald krachtens punt 1° en 2° ;4° de dienstverlening tegenover de klanten en de vervoerde personen en de daaraan te stellen vereisten;5° de minimale beschikbaarheid van de diensten voor het publiek;6° de gegevens van de dienst en de ritten en de daaraan te stellen vereisten;7° de tarieven die worden gehanteerd door de exploitant en de betaalmethode.

Art. 25.De Mobiliteitscentrale kan voor OV-taxi's, naast de voorwaarden, vermeld in deze afdeling, bijkomende voorwaarden toepassen ten aanzien van:1° de vereisten en verplichtingen voor de beroepsbekwaamheid van de bestuurders van een voertuig waarmee het vervoer wordt verricht;2° de vereisten voor de inrichting, de uitrusting, de herkenbaarheid, de duurzaamheid met inbegrip van de milieuvriendelijkheid en de toegankelijkheid en over het privégebruik van de voertuigen waarmee de diensten voor individueel bezoldigd personenvervoer worden verricht;3° de wijze waarop wordt aangetoond dat voldaan wordt aan de regels die worden bepaald met toepassing van punt 1° en 2° ;4° de dienstverlening tegenover de klanten en de vervoerde personen en de daaraan te stellen vereisten;5° de minimale beschikbaarheid van de diensten voor het publiek;6° de snelheid en de kwaliteit van de uitvoering van de diensten;7° de gegevens van de dienst en de ritten en de daaraan te stellen vereisten;8° de tarieven die worden gehanteerd door de exploitant, de affichering ervan en de betaalmethode.De Vlaamse Regering bepaalt de regels voor de werking van de Mobiliteitscentrale.

Art. 26.De Vlaamse Regering bepaalt het model van de schriftelijke overeenkomst, vermeld in artikel 2, 5°, b), 3).

Art. 27.Onder de vigerende regelgeving met betrekking tot het goederenvervoer voor derden kunnen exploitanten colli vervoeren.

Het vervoer van colli is ondergeschikt aan het vervoer van personen.Afdeling 5. - Klachtenbehandeling

 

Art. 28.De exploitant brengt de klanten of vervoerde personen op de hoogte van de wijze waarop klachten over het verrichten van de diensten voor individueel bezoldigd personenvervoer worden behandeld.

De Vlaamse Regering legt de regels vast voor de kennisgeving, vermeld in het eerste lid, die kunnen verschillen voor de straattaxi, de standplaatstaxi, het ceremonieel vervoer en de OV-taxi.

Art. 29.§ 1. Met behoud van de mogelijkheid om klacht in te dienen bij de politie en de personen, vermeld in artikel 34, die de Vlaamse Regering aanwijst of bij de vergunningverlenende gemeente, dan wel bij de machtigingverlenende gemeente, kan een klant of een vervoerde persoon die klachten heeft over de exploitant, de bestuurder, de tussenpersoon, het vervoer of de dienstverlening een verzoek tot behandeling van de klacht indienen bij het klachtenorgaan. Hij richt daarvoor een klacht aan het secretariaat van het klachtenorgaan, met een beschrijving van de feiten en een motivering.

De Vlaamse Regering bepaalt de samenstelling en de werking van het klachtenorgaan.

Er kan alleen een klacht worden ingediend bij het klachtenorgaan als de klacht eerst is voorgelegd aan de vergunningverlenende gemeente, dan wel de machtigingverlenende gemeente en zonder genoegdoening voor de klant of de vervoerde persoon is behandeld.

Als de vergunningverlenende gemeente, dan wel de machtigingverlenende gemeente de klacht niet binnen dertig dagen na indiening ervan heeft behandeld, wordt de klacht geacht zonder genoegdoening voor de klant of de vervoerde persoon te zijn behandeld. § 2. Het klachtenorgaan bespreekt de klacht en geeft, als dat nodig is, formele aanbevelingen om verdere klachten in de toekomst te voorkomen. De aanbevelingen worden schriftelijk aan de betrokken exploitant, aan de gemeente die de vergunning heeft afgegeven, en in voorkomend geval aan de gemeente die de machtiging heeft afgegeven, bezorgd.

Het klachtenorgaan brengt de klant of de vervoerde persoon op de hoogte van de aanbevelingen die zijn gegeven naar aanleiding van zijn klacht.

Het klachtenorgaan verwijst, overeenkomstig artikel 29 van het Wetboek van Strafvordering, een klacht door naar de procureur des Konings.

Art. 30.In afwijking van artikel 28 en 29 bepaalt de Mobiliteitscentrale de wijze van klachtenbehandeling voor de OV-taxi's.Afdeling 6. - Gegevens

 

Art. 31.§ 1. Er wordt een gegevensbank ter beschikking gesteld die de volgende gegevens over de diensten voor individueel bezoldigd personenvervoer kan bevatten:1° alle informatie over de uitgereikte vergunningen, machtigingen en bestuurderspassen, alsook de gegevens van de aan de vergunning en machtiging verbonden voertuigen;2° de geweigerde vergunnings- en machtigingsaanvragen en de geweigerde bestuurderspassen, alsook de reden van weigering, met inbegrip van strafrechtelijke veroordelingen en medische ongeschiktheid als vermeld in artikel 44 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998betreffende het rijbewijs;3° de geschorste vergunningen, machtigingen en bestuurderspassen, de duur van de schorsing en de reden ervan, met inbegrip van strafrechtelijke veroordelingen en medische ongeschiktheid als vermeld in artikel 44 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs;4° de ingetrokken vergunningen, machtigingen en bestuurderspassen, de datum waarop de beslissing tot intrekking is genomen en de reden ervan, met inbegrip van strafrechtelijke veroordelingen en medische ongeschiktheid als vermeld in artikel 44 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs;5° de beroepen tegen de schorsingen en de intrekkingen, alsook de beslissingen die genomen zijn over die beroepen;6° de klachten en aanbevelingen van het klachtenorgaan, vermeld in artikel 29, § 2.De strafrechtelijke veroordelingen, vermeld in het eerste lid, 2°, 3° en 4°, betreffen de inbreuken op de vereisten en verplichtingen over de zedelijkheid van de exploitant of de bestuurder, vermeld in artikel 21, § 2, 1° en 2°, en de inbreuken, vermeld in artikel 33, § 1 en § 2.

De gegevensbank beperkt zich tot een weergave of de persoon al dan niet het voorwerp is geweest van een strafrechtelijke veroordeling, zonder vermelding van de inbreuk.

De gegevensbank beperkt zich tot een weergave van het al dan niet medisch geschikt zijn van de persoon, vermeld in het eerste lid, 2°,3° en 4°, zonder informatie over de eventuele aandoening.§ 2. De gegevens worden verzameld en verwerkt om:1° het administratief beheer van het vergunningensysteem door de Vlaamse steden en gemeenten te vergemakkelijken;2° de controle op de bepalingen van dit decreet en zijn uitvoeringsbepalingen te verhogen door een betere communicatie tussen lokale besturen en de bevoegde Vlaamse en federale diensten en tussen de lokale besturen onderling.§ 3. De gemeenten voeren de nodige gegevens in de gegevensbank in.

Het Departement Mobiliteit en Openbare Werken en de gemeenten kwalificeren als gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken in de zin van artikel 4(7) van de verordening (EU) 2016/679 en zullen voldoen aan de verplichtingen vervat in artikel 26 van de verordening (EU) 2016/679 die in dat verband op hen rusten.

De Vlaamse Regering bepaalt tot welke gegevens uit de gegevensbank de gemeenten, de exploitanten, de beroepsinstantie, de politie en de overheidsdiensten die belast zijn met het administratieve beheer of de controle van de diensten voor individueel bezoldigd personenvervoer, toegang hebben.

De gegevensbank is onderworpen aan een strikt gebruikers- en toegangsbeheer, waarbij toegang beperkt wordt tot die gegevens die strikt noodzakelijk zijn voor de toepassing van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan, rekening houdend met de rol die iedere toegangsgerechtigde vervult. § 4. De Vlaamse Regering bepaalt de regels voor de gegevensbank, de gegevensinvoer en -verwerking en de passende waarborgen voor de rechten en vrijheden van de betrokkenen. § 5. Het Departement Mobiliteit en Openbare Werken maakt de lijst met vergunde exploitanten openbaar via zijn website, waarbij de volgende vergunningsgegevens worden vermeld:1° de vergunningverlenende gemeente;2° de naam of benaming van de exploitant;3° het adres van de exploitatiezetel;4° de identificatiecode van de voertuigen;5° de nummerplaat van de voertuigen;6° of de exploitant beschikt over aangepaste voertuigen;7° de geldigheidsduur van de vergunning.De in het eerste lid vermelde gegevens worden openbaar gemaakt om de controle op de bepalingen van dit decreet en zijn uitvoeringsbepalingen te verhogen en de klachtenbehandeling, vermeld in afdeling 5, te bevorderen.

De Vlaamse Regering bepaalt de regels met betrekking tot het openbaar maken van de lijst met vergunde exploitanten, alsook op welke wijze zij openbaar worden gemaakt. § 6. De gegevens worden na stopzetting van de exploitatie voor zeven jaar in de gegevensbank bijgehouden.

Art. 32.De Vlaamse Regering bepaalt welke gegevens de gemeente, de tussenpersonen en de sector van individueel bezoldigd personenvervoer haar moeten verstrekken over de exploitatie, alsook de frequentie van de mededeling.

De gegevens, vermeld in het eerste lid, zijn vertrouwelijk en alleen bestemd voor statistische doeleinden voor het personenvervoer, multimodaal personenvervoer en het globale mobiliteitsbeleid. Zij hebben geen betrekking op persoonsgegevens.HOOFDSTUK3. - StrafbepalingenAfdeling 1. - Strafsancties

 

Art. 33.§ 1. Worden gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met een geldboete van 500 euro tot 10.000 euro, of met een van die straffen alleen, de personen die:1° zonder vergunning een dienst voor individueel bezoldigd personenvervoer exploiteren;2° zonder een vergunning individueel bezoldigd personenvervoer uitvoeren;3° met een vergunning maar zonder machtiging een standplaats bezetten;4° de door de Vlaamse Regering vastgelegde minimum- en maximumtarieven voor de diensten voor het individueel bezoldigd personenvervoer niet respecteren;5° de door de gemeente vastgelegde tarieven voor standplaatstaxi's niet respecteren;6° geen gevolg geven aan het schriftelijke verzoek, vermeld in artikel 36, om de gegevens van de exploitant waarvoor hij bemiddelt of promotie maakt, mee te delen;7° het oneigenlijk gebruikmaken op het grondgebied van het Vlaamse Gewest van een vergunning voor taxidiensten of diensten voor het verhuren van voertuigen met bestuurder afgeleverd door een ander gewest.Onder oneigenlijk gebruik wordt verstaan het onwettig ronselen van klanten. § 2. Degene die een andere inbreuk pleegt op de bepalingen van dit decreet of de uitvoeringsbepalingen ervan, die andere inbreuken zijn dan de inbreuken, vermeld in paragraaf 1, wordt gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met een geldboete van 26 euro tot 10.000 euro, of met een van die straffen alleen.

Met behoud van de toepassing van paragraaf 1 worden personen ook gestraft met de straffen, vermeld in het eerste lid, als ze bij herhaling de bepalingen overtreden van de vergunning. § 3. De politierechtbanken nemen kennis van de inbreuken, vermeld in dit artikel.

De rechter mag een voertuig waarmee de inbreuk is gepleegd verbeurdverklaren. Als het voertuig het bezit is van een andere persoon dan de veroordeelde, wordt de verbeurdverklaring alleen uitgesproken nadat de eigenaar van het goed gedagvaard is en de kans heeft gekregen om zijn verweermiddelen te doen gelden.Afdeling 2. - Handhaving

 

Art. 34.§ 1. Met behoud van de bevoegdheden die toevertrouwd worden aan de andere officieren of agenten van gerechtelijke politie en aan de leden van het operationeel kader van de lokale en federale politie, houden de personen die de Vlaamse Regering aanwijst, toezicht op de naleving van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan.

De Vlaamse Regering bepaalt de kentekens van hun functie. § 2. In het kader van de uitoefening van hun opdracht kunnen de personen, vermeld in paragraaf 1:1° bevelen geven aan de bestuurders;2° inlichtingen inwinnen en controle uitoefenen door personen te ondervragen en documenten en andere informatiedragers in te kijken;3° de bijstand van de lokale en federale politie vorderen;4° de vergunning inhouden totdat de inbreuk ophoudt te bestaan.§ 3. De personen, vermeld in paragraaf 1, zijn bevoegd om de inbreuken vast te stellen bij proces-verbaal met bewijswaarde tot bewijs van het tegendeel. Een afschrift van het proces-verbaal wordt binnen veertien dagen na vaststelling van de inbreuk naar de overtreder gestuurd en, in voorkomend geval, naar de exploitant toegestuurd.

De exploitant verklaart, binnen acht dagen na de ontvangst van het afschrift van het proces-verbaal aan de personen, vermeld in paragraaf 1, of hij, conform artikel 1384 van het Burgerlijk Wetboek, burgerrechtelijk aansprakelijk is voor de overtreder. § 4. Met toepassing van artikel 23, lid 1, e) en h), van de verordening (EU) 2016/679 kunnen de personen die de Vlaamse Regering aanwijst, vermeld in paragraaf 1, beslissen de verplichtingen en de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, niet toe te passen bij de verwerkingen van persoonsgegevens in het kader van een onderzoek dat betrekking heeft op een welbepaalde natuurlijke persoon, als voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in het tweede tot en met het tiende lid.

De afwijkingsmogelijkheid, vermeld in het eerste lid, geldt alleen gedurende de periode waarin de betrokkene het voorwerp uitmaakt van een controle, een onderzoek of de voorbereidende werkzaamheden die daarmee verband houden, in het kader van de decretale en reglementaire opdrachten van de personen die de Vlaamse Regering aanwijst, vermeld in paragraaf 1, en op voorwaarde dat het voor het goede verloop van het onderzoek noodzakelijk is of kan zijn dat de verplichtingen en de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, niet worden toegepast.

De persoonsgegevens worden niet langer bewaard dan nodig is voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt.

De afwijkingsmogelijkheid, vermeld in het eerste lid, heeft geen betrekking op de gegevens die los staan van het voorwerp van het onderzoek dat of van de controle die de weigering of beperking van de rechten, vermeld in het eerste lid, rechtvaardigt.

Als de betrokkene in het geval, vermeld in het eerste lid, tijdens de periode, vermeld in het tweede lid, een verzoek indient op basis van artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, bevestigt de bevoegde functionaris voor gegevensbescherming als vermeld in artikel 9 van het decreet van 18 juli 2008 betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer de ontvangst daarvan.

De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming informeert de betrokkene schriftelijk, zo snel mogelijk en in elk geval binnen de termijn van een maand na ontvangst van het verzoek, over elke weigering of beperking van de rechten, vermeld in het eerste lid. De informatie over de weigering of beperking hoeft niet te worden verstrekt als de verstrekking daarvan de decretale en reglementaire opdrachten van de personen die de Vlaamse Regering aanwijst, vermeld in paragraaf 1, zou ondermijnen, met behoud van het achtste lid. Als dit nodig is, kan die termijn met twee maanden worden verlengd, rekening houdend met het aantal aanvragen en de complexiteit ervan. De verwerkingsverantwoordelijke stelt de betrokkene binnen één maand na ontvangst van het verzoek in kennis van deze verlenging en van de redenen voor het uitstel.

De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming informeert de betrokkene ook over de mogelijkheid om een verzoek in te dienen bij de Vlaamse toezichtcommissie voor de verwerking van persoonsgegevens overeenkomstig artikel 10/5 van het decreet van 18 juli 2008 betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer en om een beroep in rechte in te stellen.

De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming noteert de feitelijke of juridische gronden waarop de beslissing is gebaseerd.

Die informatie houdt hij ter beschikking van de voornoemde Vlaamse toezichtcommissie.

Nadat het onderzoek afgesloten is, worden de rechten, vermeld in artikel 13 tot en met 22 van de voormelde verordening, in voorkomend geval, conform artikel 12 van de voormelde verordening, opnieuw toegepast.

Als een dossier dat persoonsgegevens als vermeld in het eerste lid bevat, is verzonden naar het Openbaar Ministerie en kan leiden tot activiteiten onder leiding van het Openbaar Ministerie of een onderzoeksrechter, en er onduidelijkheid is over het geheim van het onderzoek onder leiding van het Openbaar Ministerie of een onderzoeksrechter, mag de bevoegde functionaris voor gegevensbescherming op verzoek van de betrokkene overeenkomstig artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening pas antwoorden nadat het Openbaar Ministerie of, in voorkomend geval, de onderzoeksrechter heeft bevestigd dat een antwoord het onderzoek niet in het gedrang brengt of kan brengen.

Art. 35.§ 1. De personen, vermeld in artikel 34, § 1, en de andere officieren of agenten van gerechtelijke politie en de leden van het operationeel kader van de lokale en federale politie die een inbreuk op artikel 33, § 2, vaststellen, kunnen, met de instemming van de overtreder, onmiddellijk een geldsom innen.

Door betaling van de geldsom, vermeld in het eerste lid, vervalt de strafvordering, tenzij het Openbaar Ministerie binnen een maand vanaf de dag van de betaling, de overtreder met een beveiligde zending op de hoogte brengt van zijn voornemen die vordering in te stellen. § 2. Als artikel 33, § 2, overtreden wordt en de overtreder geen woonplaats of vaste verblijfplaats in België heeft en de voorgestelde som niet onmiddellijk betaalt of weigert te betalen, geeft hij een som in consignatie die gelijk is aan het totaalbedrag van de onmiddellijke inningen die per inbreuk verschuldigd zijn.

Als de in consignatie te geven som niet betaald wordt, kan het voertuig ingehouden worden gedurende maximaal 96 uren vanaf de vaststelling van de inbreuk.

Als na afloop van de periode, vermeld in het tweede lid, nog altijd niet betaald is, kan het voertuig in beslag genomen worden. Het beslag wordt opgeheven na betaling van de vereiste geldsom en de eventuele bewaringskosten van het voertuig. § 3. Als de strafvordering tot een veroordeling leidt:1° wordt de onmiddellijk geïnde som toegerekend op de gerechtskosten en de uitgesproken geldboete, en wordt het eventuele overschot terugbetaald;2° wordt het voertuig verkocht als de geldboete en de gerechtskosten niet binnen veertig dagen na de uitspraak betaald worden.De opbrengst van de verkoop dient voor de dekking van de geldboete, de gerechtskosten en de eventuele bewaringskosten van het voertuig. Het eventuele overschot wordt aan de betrokkene terugbetaald. § 4. Als de strafvordering tot een vrijspraak leidt:1° wordt de onmiddellijk geïnde som teruggegeven;2° wordt de in consignatie gegeven som of het in beslag genomen voertuig teruggegeven.§ 5. Als de strafvordering tot een voorwaardelijke veroordeling leidt:1° wordt de onmiddellijk geïnde som teruggegeven na aftrek van de gerechtskosten;2° wordt de in consignatie gegeven som teruggegeven na aftrek van de gerechtskosten.Het in beslag genomen voertuig wordt teruggegeven nadat de gerechtskosten betaald zijn en het bewijs geleverd wordt dat de eventuele bewaringskosten van het voertuig betaald zijn. § 6. In geval van de toepassing van een minnelijke schikking als vermeld in artikel 216bis van het Wetboek van Strafvordering, wordt de onmiddellijk geïnde som of wordt de in consignatie gegeven som op de door het Openbaar Ministerie vastgestelde som toegerekend en wordt het eventuele overschot terugbetaald. § 7. De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden voor de inning en het bedrag en de indexering van de onmiddellijk geïnde som.

Art. 36.De tussenpersonen, vermeld in artikel 2, 10°, moeten voor de exploitanten met een vergunning, vermeld in artikel 6, § 1, waarvoor ze bemiddelen of promotie maken, op schriftelijk verzoek, de gegevens meedelen aan de agenten van de federale en lokale politie en aan de gemachtigde personen, vermeld in artikel 34, § 1. Deze gegevens kunnen worden opgevraagd in het kader van een steekproef, bij twijfel of de exploitant voldoet aan de voorwaarden van dit decreet en zijn uitvoeringsbesluiten, of in het kader van een klacht over de diensten voor individueel bezoldigd personenvervoer.

De Vlaamse Regering bepaalt de gegevens die de tussenpersonen dienen te verstrekken en de daaraan te stellen vereisten.HOOFDSTUK4. - Wijzigingsbepalingen

Art. 37.In artikel 2 van het decreet van 20 april 2001 betreffende de organisatie van het personenvervoer over de weg, gewijzigd bij het decreet van 8 mei 2009, worden punt 4° en 5° opgeheven.

Art. 38.In artikel 3 van hetzelfde decreet worden punt 1° en 3° opgeheven.

Art. 39.In hetzelfde decreet, het laatst gewijzigd bij het decreet van 4 april 2014, worden hoofdstuk V, dat bestaat uit artikel 25 tot en met 40, en hoofdstuk VI, dat bestaat uit artikel 41 tot en met 52, opgeheven.

Art. 40.In artikel 63, § 1, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 8 mei 2009, worden punt 5° tot en met 10° opgeheven.

Art. 41.In artikel 70 van hetzelfde decreet wordt punt 19° opgeheven.

Art. 42.In hoofdstuk IX, afdeling 3, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 13 februari 2004, worden onderafdeling B, die bestaat uit artikel 73 tot en met 76, en onderafdeling C, die bestaat uit artikel 77, opgeheven.HOOFDSTUK5. - Slotbepalingen

Art. 43.De houders van vergunningen voor een taxidienst of voor een dienst voor het verhuren van voertuigen met bestuurder, die afgegeven zijn krachtens het decreet van 20 april 2001betreffende de organisatie van het personenvervoer over de weg, zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van dit decreet, worden ertoe gemachtigd hun diensten te blijven exploiteren conform de voorwaarden en gedurende de resterende duurtijd van de lopende vergunning.

Art. 44.Dit decreet treedt in werking op een door de Vlaamse Regering vast te stellen datum en uiterlijk op 1 januari 2020.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 29 maart 2019.

De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken, Vlaamse Rand, Toerisme en Dierenwelzijn, B. WEYTS _______ Nota(1) Zitting 2018-2019 Stukken: - Ontwerp van decreet: 1780 - Nr.1 - Amendementen: 1780 - Nr. 2 - Verslag van de hoorzitting: 1780 - Nr. 3 - Verslag: 1780 - Nr. 4 - Amendementen na indiening van het verslag: 1780 - Nr. 5 - In eerste lezing door de plenaire vergadering aangenomen artikelen: 1780 - Nr. 6 - Amendement: 1780 - Nr. 7 - In eerste lezing door de plenaire vergadering aangenomen artikelen: 1780 - Nr. 8 - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering: 1780 - Nr. 9 Handelingen - Bespreking en aanneming: Vergadering van 20 maart 2019.


Koninklijk besluit houdende vaststelling van de kenmerken van de interventiekledij gebruikt door de hulpverleners actief binnen de dringende geneeskundige hulpverlening

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU

26 JANUARI 2018. - Koninklijk besluit houdende vaststelling van de kenmerken van de interventiekledij gebruikt door de hulpverleners actief binnen de dringende geneeskundige hulpverlening

FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 8 juli 1964 betreffende de dringende geneeskundige hulpverlening, artikel 1, derde lid, vervangen bij de wet van 22 februari 1998;

Gelet op de gecoördineerde wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen;

Gelet op de hoogdringendheid van onderhavig koninklijk besluit met betrekking tot de veiligheid van de Staat en terrorismebestrijding Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 17 oktober 2016;

Gelet op advies 62.244/2 van de Raad van State, op 25 oktober 2017 gegeven met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende het koninklijk besluit van 2 april 1965 houdende vaststelling van de modaliteiten tot inrichting van de dringende geneeskundige hulpverlening en houdende aanwijzing van de gemeenten als centra van het eenvormig oproepstelsel, artikel 6bis, gewijzigd door het koninklijk besluit van 18 juli 2002.

Overwegende dat onderhavig koninklijk besluit zal voorgelegd worden aan de Europese Commissie in overeenstemming met de Europese Richtlijn 2015/1535 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij;

Op voordracht van de Minister van Volksgezondheid en de Minister van Binnenlandse zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Onderhavig besluit bepaalt de vereisten waaraan de interventiekledij moet voldoen voor de personen die actief zijn in de Dringende Geneeskundige Hulpverlening bedoeld in artikel 1 van de wet van 8 juli 1964 betreffende de dringende geneeskundige hulpverlening.

Art. 2.De interventiekledij mag enkel bestaan uit volgende kleuren: geel, conform met EN 20471 en enamel blauw, pantone 18-4733 TCX.

Art. 3.De interventiekledij is samengesteld uit een combinatie van volgende onderdelen: parka met zomerjas, broek, T-shirt of polo en kazuifel.

De samenstelling van de interventiekledij moet voldoen aan de zichtbaarheid klasse 3, zoals beschreven in EN20471 betreffende hoge zichtbaarheidskleding.

Art. 4.De draagvoorschriften en de specificaties waaraan de verschillende onderdelen, beschreven in artikel 3, 1e lid, minimaal moeten voldoen, worden beschreven in bijlage 1.

Art. 5.Het gebruik van de "Star of Life" op de interventiekledij, zoals opgenomen in bijlage 2, is uitsluitend voorbehouden voor de personen die de geneeskunde, de verpleegkunde en het beroep van hulpverlener-ambulancier mogen uitoefenen overeenkomstig de hoofstukken 2, 4 en 6 van de gecoördineerde wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen.

Art. 6.De interventiekledij van de personen bedoeld in artikel 1 dient aan deze regelgeving te voldoen binnen de periode van vier jaar na de publicatiedatum in het Belgisch Staatsblad.

Art. 7.De Ministers die respectievelijk Volksgezondheid en Binnenlandse Zaken onder hun bevoegdheid hebben, zijn elk verantwoordelijk voor de uitvoering van de regelgeving voor zover hun bevoegdheden strekken.

Gegeven te Brussel, 26 januari 2018.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, J. JAMBON De Minister van Volksgezondheid, M. DE BLOCK

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij ons besluit van 26 januari 2018 houdende vaststelling van de kenmerken van de interventiekledij gebruikt door de hulpverleners actief binnen de Dringende Geneeskundige Hulpverlening.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, J. JAMBON De Minister van Volksgezondheid, M. DE BLOCK


Ordonnantie houdende instemming met het samenwerkingsakkoord tussen de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de oprichting en de werking van de Permanente Overlegcommissie inzake niet-dringend vervoer

GEMEENSCHAPPELIJKE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE VAN BRUSSEL-HOOFDSTAD

21 DECEMBER 2018. - Ordonnantie houdende instemming met het samenwerkingsakkoord tussen de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de oprichting en de werking van de Permanente Overlegcommissie inzake niet-dringend vervoer

Het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad, Op voordracht van de Leden van het Verenigd College, bevoegd voor het Gezondheidsbeleid;

Na beraadslaging, Besluit : De Leden van het Verenigd College bevoegd voor het Gezondheidsbeleid worden belast met het voorleggen aan de Verenigde Vergadering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van het ontwerp van ordonnantie, waarvan de tekst hierna volgt :

Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 135 van de Grondwet.

Art. 2.Instemming wordt verleend met het samenwerkingsakkoord van 8 november 2018 tussen de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de oprichting en de werking van de Permanente Overlegcommissie inzake niet-dringend vervoer.

Brussel, 21 december 2018.

De Leden van het Verenigd College bevoegd voor het Gezondheidsbeleid, G. VANHENGEL D. GOSUIN