“Dit is pionierswerk: evidencebased, modulair en patiëntgericht”

Van beroepskwalificatie naar kwalitatieve opleiding

De nieuwe, duidelijke Vlaamse beroepskwalificaties leggen gedetailleerd vast wat je moet kennen en kunnen om specifieke functies in het dringend en niet-dringend patiëntenvervoer uit te oefenen. Ze zijn het resultaat van een intensief overlegtraject, met Belgambu als een van de drijvende krachten. Bij beroepskwalificaties horen ook kwalitatieve opleidingen, constructief vormgegeven door een team dat aan hetzelfde zeel trok. Voor onze beroepsorganisatie is het een mijlpaal waar zeven jaar lang hard aan gewerkt is.

Met de beroepskwalificaties, op 6 mei 2022 gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad, werd een eerste horde in een jarenlange sprint van Belgambu genomen. Hoe de opleidingen tot eventhulpverlener, ambulancier niet-dringend patiëntenvervoer en hulpverlener-ambulancier er zouden uitzien, was de logische volgende stap. Vier leden van de ontwikkelcommissie voor het uitwerken van de opleidingsprofielen kijken samen terug op het opgeleverde werk: Karen Godderis-Coene van cvo MIRAS, Elisabeth Gérardy van Katholiek Onderwijs Vlaanderen, Johan Charels, hoofdverpleegkundige extern patiëntenvervoer in het UZ Leuven en Kenneth Arkesteyn, voorzitter van Belgambu. “Voor mij was het meteen een vuurdoop”, zegt Elisabeth. Zij ontwikkelde vanuit Katholiek Onderwijs Vlaanderen de opleidingsprofielen voor prehospitaal hulpverlener en leidde als procesbegeleider het hele traject in goede banen. “Ons gezamenlijk engagement bood een gelijke basis om het proces te doorlopen. We gingen achter hetzelfde doel aan: de doorstroom van kandidaten tussen de drie beroepen en andere zorgberoepen garanderen. Doordat de competenties voor ieder beroep al uitgeschreven staan in de beroepskwalificaties, moesten we niet starten van een wit blad, maar keken we hoe we dit in een curriculum konden gieten. Zo ontwikkelden we de opleidingen voor de drie profielen simultaan. Dat was een complexe weg, maar de enige juiste in functie van de cursist. We zijn uitgekomen bij de doelstelling waar we van vertrokken zijn.”

Babushka-opleidingen

Hoe het traject er voor een cursist zou uitzien, werd gestimuleerd door Belgambu. De doorgroei van kandidaten, van eventhulpverlener naar ambulancier niet-dringend patiëntenvervoer en naar hulpverlener-ambulancier, stond hierbij centraal. “Maar we hielden ook rekening met bijvoorbeeld de overstap die zorgkundigen naar een van de drie opleidingen kunnen maken en omgekeerd”, licht Karen toe. “Opleidingen die in elkaar overgaan noemen we babushka-opleidingen. Zo maken we jobrotatie binnen de zorg mogelijk, waardoor mensen in het zorglandschap actief blijven en niet naar een andere sector overstappen. De link binnen de algemene personenzorg biedt hun niet alleen mogelijkheden tijdens en na de opleiding. Ze proeven ook van andere beroepen, wat zeer waardevol is. Bovendien werk je zo met een hoog bereik aan cursisten. Het aantal cursisten binnen de algemene personenzorg is een aanzienlijke groep waarbinnen men zich voortaan zal kunnen heroriënteren naar een van de ambulanciersopleidingen wanneer de andere zorgopleiding toch geen ideale match is.”

Intrinsieke motivatie voor kwaliteit

De uitgewerkte opleidingsprofielen zijn het resultaat van een enthousiaste en positieve groep die vooruit wilde, waardoor het traject snel en intens verliep. Met een kwaliteitsvol resultaat. Dat moest, want anders komen de personen die de opleiding concreet invulling geven, in de problemen. Zo mochten modules niet te klein worden zodat het voor cvo’s interessant bleef en werd de specifieke context van patiëntenvervoer in rekening genomen. “Een piste werd op tafel geworpen, er volgden argumenten en tegenargumenten tot we bij een resultaat kwamen”, vertelt Johan. “Eind 2016 lanceerde Belgambu het idee voor het zorgberoep ambulancier niet-dringend patiëntenvervoer. Vandaag, zeven jaar later, is met de opleidingen het laatste stukje van de puzzel gelegd om te groeien naar meer kwaliteit in het patiëntenvervoer. De modules en lestijden zijn het resultaat van inhoudelijke oefeningen. We zijn niet gestart vanuit het aantal in te vullen uren, wel vanuit wat je als dienstverlener moet kunnen om de kwaliteit en continuïteit van zorg te garanderen, in te staan voor een aangename zorgbeleving en vertrouwen te schenken en te winnen. Met de beroepskwalificaties en de opleidingen krijgen we iedereen op dezelfde lijn en werken we met intrinsiek gemotiveerde prehospitaal hulpverleners die zich bekommeren om de patiënt”, benadrukt Kenneth.

En de syllabus? “Dat wordt het paradepaardje, met een combinatie tussen evidencebased materiaal en de sterke punten uit andere opleidingen”, zegt Johan. “Inclusief evaluaties en stages om zeker te zijn dat de cursist alle vooropgestelde competenties verworven heeft. Het proces voelt nog niet als compleet aan. Al mogen we intussen best fier zijn op dit resultaat en op het enthousiasme waarmee eraan gewerkt is. Want iedereen in de sector doet mee: van Alken tot Zeebrugge. Ze willen hun mensen opleiden en ondersteunen de scholen met materialen die on the job gebruikt worden. Niet iedereen zag het nut van ons model in. Wat logisch is als je vanuit een organisatie in plaats vanuit de patiënt vertrekt. Dit is echt pionierswerk: modulair, evidencebased en patiëntgericht.” Karen beaamt: “Dit is een aangename en deskundige sector om mee samen te werken. De uniforme aanpak waarmee we een basispakket voor heel Vlaanderen creëren is uniek. Zo zie je maar dat je samen veel meer realiseert dan alleen. Dit is een stevige basis voor de toekomst.”

Een opleiding van nul inrichten is geen eenvoudige taak. Als procesbegeleider bracht Elisabeth de expertise samen in een haalbare structuur. “Dat gaat opmerkelijk makkelijk met alle deskundige mensen aan tafel en met een duidelijk doel voor ogen”, zegt ze. “De sector en het onderwijs schreven samen een mooi, warm verhaal. Het waren unieke momenten met gewone mensen die speciale dingen gerealiseerd hebben. Die maatschappelijke meerwaarde voor het werkveld en voor de patiënt was voor ons allemaal een belangrijke drijfveer. De gedrevenheid om tot een resultaat te komen, het positieve traject er naartoe en de samenhorigheid zullen ons allemaal nog lang bijblijven.”


Ook mutualiteiten scharen zich achter ‘haalbare tarieven’ en ‘betaalbare kosten’ voor patiëntenvervoer

Door een Duurzaamheidsdag te organiseren op 5 mei vroeg Belgambu, de Belgische beroepsvereniging van ambulancediensten, aandacht voor de financiële druk op vervoersorganisaties. Omdat de patiënt recht heeft op toegankelijk en betaalbaar patiëntenvervoer, zochten de ziekenfondsen maximaal naar oplossingen. “Zo wordt de impact van de Duurzaamheidsdag voor de patiënt beperkt en geven we samen een krachtig signaal aan de overheid en de maatschappij”, zeggen Paul Callewaert namens de mutualiteiten en Belgambu-voorzitter Kenneth Arkesteyn. “Wij vragen samen een overleg met minister Beke om tot een structurele oplossing te komen.”

De afgelopen weken schoven de mutualiteiten met Belgambu aan tafel om correcte tarieven voor patiëntenvervoer te bespreken. Dat er iets moet veranderen, is voor beide partijen duidelijk. De afgelopen jaren moest de sector al zeven verplichte loonsverhogingen absorberen, goed voor ondertussen ruim 17,9 procent extra. De tarieven voor een rit zijn daardoor niet meer in evenwicht met de kostprijs. Om dat aan te kaarten reden vervoersorganisatie op 5 mei tegen een duurzaamheidstarief, een tarief dat kwalitatieve dienstverlening ook op lange termijn werkbaar houdt.

“Samen met de mutualiteiten willen we onze schouders zetten onder correcte tarieven en betaalbare bijdragen voor de patiënt”, benadrukt Kenneth Arkesteyn. “Dat de ziekenfondsen voor de afgelopen Duurzaamheidsdag bereid zijn extra tussenkomsten of in een andere vervoersoplossing te voorzien, betekent dat onze noodkreet alvast gehoord is. Onze patiëntenvervoerders waarderen dat ook echt. Om het overleg verder alle kansen te geven, schorten we onze overige Duurzaamheidsdagen voorlopig op.”

Uitgestoken hand naar minister Beke

Vorige week lanceerde minister Beke een oproep tot dialoog over het patiëntenvervoer via de media. Op donderdag 5 mei, binnen de 18 uur na zijn uitspraken, beantwoordde Belgambu die suggestie schriftelijk. “We zijn al jaren vragende partij tot open en constructief overleg. Uiteraard willen we dus de hand reiken aan de minister om effectief in dialoog te gaan. We wachten zijn reactie geduldig af, ook al is de situatie op het terrein erg prangend. We geven de minister wat tijd.”

De volgende Duurzaamheidsdagen staan voorlopig on hold. Zeker in de Week van de zorg wil Belgambu collega’s uit de zorgsector maximaal ontzien. Bovendien moet het opschorten van verdere actie het overleg alle kansen geven. “Komt er niets uit de bus, dan volgen mogelijk onaangekondigde en aangepaste acties”, benadrukt Arkesteyn. “Het water staat ons nog steeds aan de lippen. Er moet dus iets gebeuren. Hopelijk komen we er samen uit en kunnen we onze job met plezier en in een economisch gezonde realiteit blijven doen.”


“We laten patiënten niét in de kou staan”

Op 3 mei postte Wouter Beke, Vlaamse minister van Volksgezondheid, op zijn site een nieuwsartikel in reactie op de geplande Duurzaamheidsdagen van Belgambu, de Belgische beroepsvereniging voor ambulancediensten. Voorzitter Kenneth Arkesteyn is verontwaardigd. “Beweringen in het bericht zijn ronduit onwaar en zetten onze beroepsvereniging onterecht in een slecht daglicht. Des te pijnlijker, gezien een reactie na de uitgestoken hand van onze ludieke actie in april gewoon uitbleef.”

Het kostensysteem van het niet-dringend patiëntenvervoer staat onder grote druk. Na zeven verplichte loonsverhogingen – goed voor een stijging van de personeelskosten met 17,9 % - en een stijging van ruim 50 % voor brandstofkosten, blijven de tarieven uit 2018 behouden. Nochtans is de kostprijs van een rit aanzienlijk gestegen. Patiëntenvervoerders moeten het zelf slikken. Precies daarom plant Belgambu zijn Duurzaamheidsdagen. Een manier om de noden in de praktijk duidelijk te maken en de noodzaak te benadrukken.

Met resultaat, zo bleek gisteren, op 3 mei. In een schrijven op zijn eigen website reageert minister Beke op de geplande actie. “De manier waarop is wel best pijnlijk”, reageert Belgambu-voorzitter Kenneth Arkesteyn. “Om te beginnen staan er pure onwaarheden in zijn artikel en schort er iets aan zijn intellectuele eerlijkheid. Op 22 april hebben we trouwens, tijdens een ludieke actie, een aantal dringende vragen aan zijn kabinet overgemaakt. Adjunct-kabinetschef Ellen Thielens heeft die toen in ontvangst genomen en ongetwijfeld aan de minister bezorgd. Helaas mochten we, tot op heden, geen feedback van hem ontvangen.”

Op maandag 25 april was er een meeting met de kabinetschef van minister Beke. De mutualiteiten zijn toen, samen met Belgambu, wandelen gestuurd met de boodschap “dat alle sectoren wel last hebben van de hoge inflatie”.

Argumenten weerlegd

In het voorbeeld van de dialysepatiënt vergelijkt hij dan weer appelen met citroenen. Hij vergelijkt het remgeld van een patiënt met verhoogde tussenkomst (de kosten voor de patiënt na een extra tussenkomst van de mutualiteit) met de kosten van de dienstverlening. Dit komt neer op het vergelijken van het bedrag dat een patiënt aan zijn huisarts betaalt en het bedrag dat de arts ontvangt voor zijn prestatie.

De tussenkomst van de mutualiteit is er echter niet voor iedereen en elke patiënt krijgt niet dezelfde tussenkomst. Een patiënt dient eerst lidgeld aan zijn club te betalen alvorens deze recht heeft op deze tussenkomsten. Belgambu komt in de praktijk soms schrijnende situaties tegen waarbij de patiënt aangeeft dat de 8 euro remgeld voor hem drie broden betekent.

Als de patiënt zijn lidgeld niet betaalt, dan krijgen de patiëntenvervoerders de opdracht om de volledige factuur naar de patiënt te sturen, Ook al weet de mutualiteiten dat deze factuur niet betaald kan worden waardoor men de patiënten opzadelt met herinneringskosten tot zelfs gerechtsdeurwaarderkosten.
Daarom vroeg Belgambu aan minister Beke een nieuw niveau van solidarisering dat 29 miljoen euro kost voor het betaalbaar maken van 470.000 ritten. Voor Belgambu dient het remgeld voor de meest kwetsbaren geen 8 euro te zijn maar eerder 2 euro. De Duurzaamheidsdagen zijn een strijd voor de patiënt niet tegen de patiënt. En is het solidariseren van het patiëntenvervoer niet “van en voor het volk”?

“Wat minister Beke vergeet te vermelden is dat de gehanteerde tarieven voor het liggend dialysepatiëntenvervoer in de openbare aanbesteding al sinds 2018 verlieslatend zijn. Dit toont de economische analyse van zijn voorganger minister Vandeurzen goed aan. Voor een rit die in 2018 84 euro kostte, ontvangt de ziekenwagendienst vandaag nog steeds slechts 56 euro.”

Het is correct dat minister Beke contact opnam met FOD Volksgezondheid. De realiteit is echter dat hij vroeg om de “actie te breken” door het rampenplan (MIP) te laten afkondigen zodat het Rode Kruis de patiënten gratis kon vervoeren. Minister Beke kreeg te horen dat het niet-dringend patiëntenvervoer een deelstaatmaterie is en dat een dispuut over een tarief geen reden is om de rampenhulpverlening te activeren. Dat minister Beke de essentie van de 112-werking nu beschrijft als zijn persoonlijke verdienste is alleszeggend. Iedereen die de 112 belt wordt immers geholpen.

“Hoewel de communicatie allesbehalve constructief verloopt, zijn we nog altijd vragende partij voor dialoog."

Al jaren vraag naar ondersteuning

De roep om hulp vanuit de patiëntenvervoerders, met Belgambu als klankbord, is zeker niet nieuw. "Lang voor 22 april al trokken we aan de alarmbel, maar we kregen nooit meer dan een doekje voor het bloeden”, benadrukt Arkesteyn. “Eind maart 2020 vroegen we ondersteuning voor de covidperiode, waarin we veel dialysepatiënten moesten vervoeren. Per ziekenwagen kregen we toen anderhalf doosje chirurgische mondmaskers. Uiteraard deden we er alles aan om onze patiënten toch kwalitatief en tijdig vervoer te bieden. Want we laten hen niet in de kou staan, wat minister Beke ook beweert. Dat hebben we ook altijd benadrukt.”

Belgambu staat blijkbaar niet alleen met haar verzuchtingen. In de Artsenkrant stelt Paul Callewaert, algemeen secretaris van het socialistische ziekenfonds in zijn 1 mei-toespraak het duidelijk: “En dan is er het niet-dringend ziekenvervoer, een Vlaamse bevoegdheid. Terecht legt men strenge kwaliteitseisen op. Maar om de stijgende kosten daarvan op te vangen, vragen we financiële ondersteuning", aldus Paul Callewaert. "De ziekenvervoerders investeren hierin, de ziekenfondsen komen voor miljoenen euro tussen en de federale overheid deed dit jaar een extra inspanning. De Vlaamse overheid, bevoegd voor deze materie, blijft oorverdovend stil en betaalt niets, 0,0. Als dat een voorafspiegeling is van een gezondheidszorg in Vlaamse handen dan vrezen we het ergste," besloot Paul Callewaert.

“De realiteit is en blijft dat we 29 miljoen euro extra nodig hebben om kwalitatief patiëntenvervoer te blijven aanbieden”, bevestigt Kenneth Arkesteyn nogmaals de vragen van de ludieke actie afgelopen maand. “Hoewel de communicatie allesbehalve constructief verloopt, is Belgambu nog steeds bereid om de dialoog aan te gaan. We aanvaarden dan ook de uitgestoken hand, maar het was eenvoudiger geweest dat minister Beke twee jaar geleden de twee uitgestoken armen had vastgegrepen om de sector uit het moeras te trekken.”


Croix Rouge: aanwezig voor, tijdens en na de overstromingsramp

De overstromingen van juli 2021 veroorzaakten een immense ravage in ons land. Qua duur en omvang was deze ramp ongezien. Slachtoffers evacueren en verzorgen in dergelijke omstandigheden is geen sinecure. Toch slaagde het departement Hulpdienst van het Croix-Rouge de Belgique in zijn missie door de instructies strikt toe te passen die het kreeg vanuit de discipline D2 (medische, gezondheids- en psychosociale hulpverlening), waarvan het deel uitmaakt.

De Hulpdienst van het CRB (Croix-Rouge de Belgique) staat onder andere in voor zowel dringend als niet-dringend patiëntenvervoer en is lid van Belgambu. “We zijn geen kleine speler in deze sectoren en vinden het daarom belangrijk deel uit te maken van een grotere organisatie die de belangen van de sector behartigt”, zegt Bruno De Meue, directeur van het departement Hulpdienst van het CRBlogistiek centrum in Rhisnes bij Namen. Als hulpverlener van de overheid bij rampen was de Hulpdienst van het CRB ook betrokken bij de gasexplosie in Gellingen in 2004 en de aanslagen in Brussel van 2016. “Het grote verschil met die gebeurtenissen is dat de ramp in juli vorig jaar een veel grotere spanwijdte heeft (aantal getroffen personen) en veel langer duurt in tijd. Daarom is het CRB ook vandaag nog aanwezig in de rampgebieden, via andere initiatieven dan de eigenlijke hulpverlening”, vertelt De Meue.

“Bij een ramp als deze is naast de verzorging van gewonden ook psychosociale ondersteuning nodig.”

De Hulpdienst van het CRB is dus zowel actief in het “dringende” (112-ambulances – hulp aan de overheid bij rampen – psychosociale noodhulp) als in het “niet-dringende”. “Het onderdeel ‘psychosociale noodhulp’ (DSI) wordt steeds belangrijker: bij rampen, zoals de recente overstromingen, is het niet voldoende om de lichamen te verzorgen: veel mensen zijn geschokt en getraumatiseerd door wat ze gezien en meegemaakt hebben. In zo’n omstandigheden moet je niet alleen het lichaam, maar ook de geest verzorgen.”

Gekende procedures

Hoewel de omvang van de ramp ongezien was, kon de Hulpdienst van het CRB volgens Bruno De Meue binnen de discipline D2 gelukkig alle middelen inzetten die gevraagd werden door de ‘Medische Directie’ (DIR-MED). Xavier Verhaegen, verantwoordelijk voor de operationele coördinatie op het terrein, vult aan: “Onze procedures zijn gekend en laten ons toe snel en efficiënt te reageren bij een ramp. Zowel naar mobilisatie van materiaal als van eigen mensen en vrijwilligers. Het Croix-Rouge de Belgique beschikt over vijftigtal ambulances die uitgerust zijn voor dringend patiëntenvervoer. Tijdens de acute fase hebben we in de provincie Luik zeventien ambulances 24 uren op 24 ingezet en dit minstens gedurende de eerste 72 uren. Onze bemanning stond in voor het vervoer van gewonden, getraumatiseerde personen, mensen met onderkoeling en mensen die slecht te been waren en dus liggend transport nodig hadden, zoals uit woonzorgcentra die moesten geëvacueerd worden. Gedurende één maand hadden we ook een ambulance ter plaatse in stand-by modus, omdat het gebied moeilijk bereikbaar was (onderbroken bruggen) en de normale communicatiemiddelen niet meer voor handen waren.”

Aanwezig op het terrein

Naast het patiëntenvervoer zette het Croix-Rouge de Belgique drie medische posten op in het rampgebied. Xavier Verhaegen: “Op vele plaatsen was elke normale hulpverlening weg. Denk aan dokterspraktijken en apotheken. Via onze posten bieden we de nodige algemene zorg, bijvoorbeeld aan mensen met diabetes of epilepsie. Daarnaast zetten we ook een volledige tracering op van slachtoffers. Elke verzorgde persoon krijgt een armband met een specifiek nummer. Daardoor weten we waar hij of zij gevonden is, welke zorg werd toegediend en naar welk ziekenhuis de persoon is overgebracht. Dat is van essentieel belang voor een goed crisisbeheer, zowel voor de autoriteiten (die moeten weten hoeveel mensen geholpen zijn) als voor onze eigen werking. Onze diensten dragen ook bij tot het opstellen van lijsten van vermiste personen. Ook de logistieke dienst van onze afdeling was nauw betrokken: verschillende FIT-voertuigen (First Intervention Team) werden ingezet en een commandopost om de reddingsoperatie te coördineren, de communicatie te voorzien en de ambulances aan te sturen.”

“Binnen de D2-discipline weet iedereen door gevestigde en gekende procedures wat hij moet doen en waar hij moet zijn.”

Hoewel de Hulpdienst van het CRB vandaag niet meer aanwezig is, zijn andere instanties van het Rode Kruis er nog steeds. Onder andere om nog dagelijks maaltijden uit te delen (sinds het begin van de crisis werden al meer dan 1,5 miljoen maaltijden uitgedeeld) en mensen administratief te ondersteunen in het vinden van huisvesting. Bovendien zijn al 29 van de 40 miljoen euro, die voor de slachtoffers van de ramp is ingezameld, herverdeeld. Bruno De Meue: “We moeten allemaal erkennen dat deze ramp van een ongekende omvang is in ons land. Daardoor zijn we in staat verschillende verbeterpunten voor de toekomst te identificeren. Zo werken we binnen het CRB zelf al aan een betere overgang van de acute fase (strikt genomen de noodhulpoperaties) naar de humanitaire fase (voedselhulp, huisvestingshulp, enz.) die daarop volgde. Ik wil de opmerkelijke golf van solidariteit benadrukken die tijdens deze crisis is ontstaan: we hebben enorm veel steun gekregen van onze collega’s, zowel van het RKV (Rode Kruis-Vlaanderen) als van Brussel-Hoofdstad. Deze steun bleek ook uit de donaties (40 miljoen euro ingezameld) van de bevolking en de bedrijven, en uit de aanwezigheid van talrijke vrijwilligers uit het hele land en zelfs – voor sommigen – van buiten onze landsgrenzen.”


Beroepskwalificatie als belangrijk kwaliteitslabel

Een intensief overlegtraject  in heel goede verstandhouding met af en toe een discussie mondt uit in duidelijke beroepskwalificaties. Belgambu was een drijvende kracht om onder begeleiding van onderwijsadviseur Inge Biot beroepskwalificaties op te stellen voor eventhulpverleners, ambulanciers niet-dringend patiëntenvervoer en hulpverleners-ambulanciers. “De lijst van competenties zal de kwaliteit van de hulpverlening voor de patiënten enkel ten goede komen.”

De nieuwe beroepskwalificaties leggen gedetailleerd vast wat je moet kennen en kunnen om specifieke functies in het patiëntenvervoer uit te oefenen. De documenten zijn opgemaakt en teruggekoppeld naar het werkveld. Binnenkort komen ze voor de validerings- en inschalingscommissie. Worden de beroepskwalificaties daar goedgekeurd, dan passeren ze nog bij de Vlaamse regering en worden ze gepubliceerd voor ze door het werkveld gebruikt kunnen worden. Als onderwijsinstellingen of opleidingsorganisaties een opleiding voor eventhulpverlener, ambulancier niet-dringend patiëntenvervoer en/of hulpverlener-ambulancier willen organiseren, vormen de beroepskwalificaties een solide basis. De weg naar de vaardigheden en kennis die in een beroepskwalificatie vastgelegd worden, bepaalt elke onderwijsinstelling of opleidingsorganisatie zelf. “Voor ons is dit een belangrijke stap”, benadrukt Belgambu-voorzitter Kenneth Arkesteyn. “Erkende opleidingen met uniforme kwaliteitscriteria en -controles leiden tot meer kwaliteit in de prehospitaalzorg. Zowel in het patiëntenvervoer als bij de hulpverlening op evenementen zoals festivals of sportwedstrijden.”

Voordelen in de praktijk

Ambulancier niet-dringend patiëntenvervoer en hulpverlener-ambulancier zijn federaal vastgelegde zorgberoepen. Eventhulpverlener is dat voorlopig nog niet. Voor alle drie de profielen is een beroepskwalificatie een grote meerwaarde. Zeker als ze breed gedragen is door de sector. Belgambu schoof mee aan tafel als vertegenwoordiger en spreekbuis van de sector. Een constructieve samenwerking, zo ervaarde onderwijsadviseur Inge Biot. “Kenneth en zijn collega’s waren erg gedreven. Ze ijveren al jaren voor deze beroepskwalificaties. Door al hun research, voorbereidingen en dossierkennis hadden ze een andere kijk. Als externe adviseur nam ik hun kennis en expertise heel graag mee in het denkproces. We waren heel open tegen elkaar, waardoor we stilaan naar elkaar toe groeiden. We noemden de dingen bij naam, daar hou ik van.” “Het gemeenschappelijke doel bleef ons motiveren, ook al waren er hobbels in de weg”, beaamt Kenneth.

De beroepskwalificaties hebben meerdere voordelen. Ze laten onder meer toe om ambulanciers uit andere landen te toetsen aan de nationale vereisten en indien nodig ontbrekende competenties aan te vullen. Werken met eenzelfde referentiekader maakt een eenvoudige overschakeling tussen verschillende onderwijsniveaus mogelijk. Iemand die de competenties al op zak heeft kan via EVC (Erkennen van Verworven Competenties) een beroepskwalificatie behalen. “Als je alle competenties beheerst en succesvol een test aflegt, ontvang je een bewijs van beroepskwalificatie”, legt Inge Biot uit. “Zo functioneert de beroepskwalificatie meteen ook als een kwaliteitslabel voor de sector en een garantie voor de patiënt.”

Nood aan een tolerantieperiode

Belgambu dringt er al sinds 2019 bij verschillende overheden op aan om een kwaliteitsvolle opleiding voor ambulancier niet-dringend patiëntenvervoer uit te werken. De progressie in het dossier was onvoldoende. Kenneth Arkesteyn: “Daarom namen wij zelf het initiatief om naar het kabinet Weyts, minister van Onderwijs, te stappen. Na enige tijd nam Inge Biot contact met Belgambu op om van de beroepskwalificaties werk te maken. De werkzaamheden van de werkgroep leveren een degelijk resultaat op, maar ondertussen is de federale visumplicht voor het zorgberoep van ambulancier niet-dringend patiëntenvervoer van toepassing. De eerste opleidingen in het kader van deze beroepskwalificatie zullen er ten vroegste in september 2022 zijn. We rekenen daarom op enig realisme bij onze overheden. We vroegen bijvoorbeeld aan het Agentschap Zorg & Gezondheid en kabinet Beke om een tolerantieperiode in te bouwen, waarin dit niet afgestraft wordt. Onze patiëntenvervoerders zouden in tussentijd terugvallen op het attest van 24 uur EHBO. Op middellangere termijn hopen we uiteraard dat het onderwijsveld een opportuniteit ziet om deze beroepskwalificaties te integreren in hun opleidingsaanbod.”

Onderwijsinstellingen die interesse hebben, zullen een aanvraag moeten indienen bij het ministerie van Onderwijs. Dat omvat diverse onderdelen, waaronder aantonen dat jongeren arbeidskansen hebben in de sector. Met de schaarste van werkkrachten voor patiëntenvervoer zal dat laatste alvast geen probleem zijn.


transport et vie

Mobiliteit is er voor iedereen: “Een mens is geen pakje”

Mobiliteit is voor ieder van ons belangrijk. Het is een essentieel element om je leven in handen te nemen en dagelijkse taken uit te voeren. In een stad zoals Brussel is mobiliteit een groot knelpunt, zelfs voor mensen zonder fysieke beperkingen. Nabila El Kabbaj, directeur van de vzw Transport et Vie, vecht elke dag voor vervoer aangepast aan de noden van ieder persoon.

“Die ambulanciers eten het hele brood op en ik krijg de kruimels”, dat was de eerste indruk die Nabila El Kabbaj had tijdens haar overleg met Belgambu. “Het gebrek aan vervoer voor oudere en/of hulpbehoevende mensen in de hoofdstad is schrijnend. Brussel is een metropool waar iedereen tijd tekort heeft, maar dat heeft ons gedwongen om na te denken over een nieuwe transportformule voor deze mensen. Hiervoor luisterden we naar experts en verzamelden we ideeën, zodat we samen een oplossing konden vinden. Zo begon ik te begrijp dat zowel mijn organisatie als Belgambu de mens en zijn dagelijkse gezondheid en leven voorop stellen.”

Door dit soort samenwerkingen worden nieuwe ideeën ontwikkeld, ideeën die beter aansluiten bij de verwachtingen en de noden van de doelgroep. Nabila leerde uit haar overleg met Belgambu vooral dat er nog een ander aspect aan het vervoeren van mensen is. Het was het begin van een waardevolle samenwerking en van een verbeteringsproces van haar eigen vzw Transport et Vie. Deze Brusselse vzw werd door Nabila opgericht in 2008 na een persoonlijke ervaring. “Mijn eigen kind had aangepast transport nodig, maar het werd behandeld zoals een pakketje. De kwaliteit liet te wensen over. Als moeder en als burger vroeg ik me steeds vaker af: is dit de maatschappij waarin we leven?” Nabila besloot niet stil te blijven zitten. “In plaats van kritiek te geven, nam ik initiatief. Zelf de regie van je leven in handen nemen, is belangrijk. Ook in je sociaal en professioneel leven. Met de vzw willen we de familie van personen met een beperking of verzwakte personen ondersteunen, conform hun gevoeligheden, noden en verwachtingen. Met een vleugje hoop en steun.”

Gehandicapte maatschappij

De vzw Transport et Vie telt vandaag twintig voertuigen, waarvan acht aangepast voor alle types rolstoelen, van elektrisch over grote formaten tot beensteunen. Nabila: “Zo kunnen we personen in een elektrische rolstoel aangepast vervoer bieden.” Om deze voertuigen te besturen moeten de chauffeurs een erkende opleiding volgen, die focust op de veiligheid en op het welzijn van de inzittenden. “Onze chauffeurs weten bijvoorbeeld hoe ze moeten reageren wanneer een persoon met autisme plots begint te roepen of wanneer een dame die naar de chemotherapie gaat even de moed verliest. Ook gehandicapten kunnen ze ondersteunen volgens hun noden. Ook al is gehandicapt zo’n slecht gekozen woord. Onze maatschappij is gehandicapt door de normen die ze oplegt. Hierdoor beschikt ze niet over de nodige handvaten om alle burgers op te vangen.”

transport et vie

“Je hebt empathisch vermogen en opgeleide personen nodig.”

Dit is nog maar een eerste voorbeeld van het engagement waar Nabila dagelijks mee bezig is. Haar chauffeurs hebben een 80-urige opleiding gevolgd in personenvervoer, zoals een EHBO-cursus. Die tachtig uren zijn nochtans niet wettelijk verplicht. Eigenlijk wil Nabila nog een stap verder gaan en investeren in een opleiding van 160 uren – 80 uur meer dan de opleiding in personenvervoer. Dan beschikken haar mensen over een kwalificatie als ambulancier niet-dringend patiëntenvervoer. Zo weten ze hoe ze een persoon veilig kunnen houden, in alle situaties. “Je hebt empathisch vermogen nodig, maar vooral opgeleide mensen. Mijn chauffeurs zijn personen die werkloos zijn en in een traject van sociale integratie zitten. Hun loon ligt niet heel hoog, maar we zorgen wel op andere vlakken voor hen. Zoals met een volledige hospitalisatieverzekering, bijvoorbeeld. Om een succesvolle sociale integratie te bereiken hebben we een hefboom nodig: een samenwerking van een sociale en economische integratie. De 160 uur durende opleiding tot ambulancier niet-dringend patiëntenvervoer geeft deze mensen meteen een erkend statuut als zorgberoep. Voor hen betekent dat een echte kans, een nieuw professioneel perspectief, een doel en een motivatie. Elke chauffeur kent zijn voertuig en weet hoe hij technische en sociale aspecten moet combineren zodat alle vervoerde personen zich professioneel begeleid voelen. Dit zijn effectieve vaardigheden waarvoor ze vandaag niet erkend worden.”

Nood aan verandering

Gezondheid is een ruim begrip waarin veel afhangt van je gemoedstoestand, als passagier en als chauffeur. Maar dat menselijke aspect ontbreekt vaak, vindt Nabila. Vooral op het politieke niveau. Zo ontvangt Transport et Vie geen erkenning of statuut. Tot voor enkele maanden behoorde de vzw zelfs tot geen enkel paritair comité. “De politiek aanvaardt ons, maar ze geeft ons geen wettelijk bestaansrecht. En dat terwijl zelfs een dienst zoals Uber een eigen statuut heeft”, legt Nabila uit. “Daarom nam ik zelf het initatief met de aanvraag van een grondige inspectie van mijn organisatie, om zo toe te kunnen treden tot een paritair comité. Uiteindelijk brachten ze me onder bij het Sociaal Fonds Transport en Logistiek, dezelfde klasse als pakjesbezorgers. De reden? Omdat we aan wegtransport doen in opdracht van derden.”

Eigenlijk moet de sector veranderen, zegt Nabila. “Een zorgverlener werkt met mensen, met kwetsbare personen. Niet met pakjes. Een dringend transport gebeurt met de 112, alle andere transporten hangen af van de persoon in kwestie. Wat heeft die persoon nodig, wat wil die persoon? Is er begeleiding nodig, dan is het niet-dringend patiëntenvervoer aangewezen. Voelt deze persoon zich fit en goed, dan heeft hij of zij ook recht op personenvervoer met een gekwalificeerd persoon (een ambulancier niet-dringend patiëntenvervoer). Op dat moment is een aangepast voertuig voldoende. Maar eigenlijk moet je verder kijken. Verder dan het regionale niveau, richting nationale politiek, om zo alle patiëntenvervoer op hetzelfde kwaliteitsniveau te brengen, ongeacht of deze persoon al liggend, zittend of in een rolstoel vervoerd moet worden.”

Nabila kiest ervoor om de dingen anders aan te pakken. Ze investeert in opleiding en in kwaliteit. “We doen meer dan van ons verwacht wordt door de overheid. Dat is best ironisch. De meeste sectoren zijn bang van striktere regels, wij vragen er naar. Maar de overheid hanteert geen globale visie. Ze missen een langetermijnperspectief. Alles gebeurt in fases, in functie van de timing en van de portefeuille van de minister en zijn adviseurs. We komen er wel, maar er is nog werk aan de winkel.”


Samen werken aan een centraal, dynamisch mobiliteitsplatform

Eén platform voor niet-dringend patiëntenvervoer, een app met duidelijk opvolging van de ritten en een slimme dispatching. Dat zijn de concrete doelstellingen van het EFRO-project ‘Centraal mobiliteitsplatform’. Allemaal om de patiënt optimaal te bedienen. “Dat patiëntenwelzijn is de gedeelde visie die alle partners samen rond tafel brengt.”

Dat de kwaliteit en de organisatie van het niet-dringend patiëntenvervoer impact heeft op heel wat actoren staat vast. Logisch dus dat een pilootproject hierrond ook heel wat partners bijeen brengt. Met POM Limburg als neutrale coördinator. Samen met de ziekenfondsen, Mutas, Vlaamse patiëntenverenigingen en Belgambu zetten ze een pilootproject op voor een centraal mobiliteitsplatform met slimme dispatching. Het project moet uiteindelijk leiden tot een systeem voor alle types niet-dringend patiëntenvervoer, maar de effectieve testcase zal om praktische redenen enkel gebeuren voor het niet-dringend liggend ziekenvervoer. Later kan de Vlaamse overheid het systeem uitbreiden met het zittend- en rolstoelpatiëntenvervoer.

Vanuit constructief overleg

De nood aan een centraal planorgaan voor niet-dringende ritten zette de commissie niet-dringend liggend ziekenvervoer in actie om het EFRO-project aan te vragen. EFRO is het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, dat zulke ideeën mee brandstof geeft. POM Limburg werd aangesproken als coördinator. “Dit project past perfect in ons takenpakket als Provinciale Ontwikkelingsmaatschappij”, zegt Nele Buysmans, die het project opvolgt. “We willen de economie van onze provincie aanzwengelen via innovatieve projecten. Digitale versnelling is daarbij een van de belangrijke uitgangspunten. Het centraal platform, de app die ontwikkeld wordt en het dynamische karakter van de dispatching sluiten daar naadloos bij aan.”

Het samenspel van die factoren moet leiden tot een vlotter verloop van het niet-dringend patiëntenvervoer, maar vooral ook voor eenduidige en transparante communicatie. Heldere informatie voor de patiënt, de patiëntenvervoerder en de zorgverstrekker. En daar wordt iedereen beter van.

“De medische beslissingsboom wordt onze eerste concrete tool om verder uit te rollen.”

De ideale proeftuin

Limburg bleek de meest geschikte proeftuin om de krijtlijnen van het centrale mobiliteitsplatform uit te zetten. “Niet omdat de nood hier groter is,” benadrukt Nele, “maar omdat we op logistiek vlak als één mobiliteitszone werken. Dat maakt dat we snel kunnen schakelen, ook in complexe omstandigheden. Hier komt vervoer en zorg samen en dat creëert een unieke context.” Na het pilootproject koppelt POM Limburg terug naar de overheid. Met concrete resultaten, bevindingen en aanbevelingen.

Die terugkoppeling moest eind dit jaar plaatsvinden. Maar ook op dit EFRO-project heeft COVID-19 zijn impact. Daardoor staat POM Limburg minder ver dan initieel verwacht. De looptijd van de testcase is met een halfjaar verlengd, tot midden 2022. Zo streven alle partners ernaar om doortastende en werkbare resultaten voor te leggen. “De eerste tool staat bijna op punt”, licht Nele Buysmans toe. “We stelden een medische beslissingsboom op, die nu in de praktijk getest wordt. Een calltaker gebruikt dat schema om elke specifieke patiënt eenvoudig en efficiënt aan het meest geschikte soort vervoer te koppelen. Eens die beslissingsboom ook door artsen medisch gevalideerd is, dragen we die over naar de Vlaamse overheid en kunnen zij dat uitrollen naar andere provincies als ze dat wensen. Niet-Limburgse verenigingen moeten dus zeker niet wachten tot halfweg volgend jaar om zelf gebruik te maken van de resultaten.”

Slimme dispatching voor maximaal comfort

Het kroonjuweel van het EFRO-project wordt de intelligente dispatching. Een slimme en dynamische planning, die ritten in realtime aanpast volgens de actuele vraag en aanbod. Staat een wagen in de file, heeft een vervoersdienst pech onderweg of annuleert een patiënt zijn rit? Dan wordt het rittenschema hertekend naar een efficiëntere oplossing. “Daar wordt vooral de patiënt zelf beter van. Bovendien vermijden we te veel lege kilometers, wat ook goed is voor het milieu”, weet Nele Buysmans. “Het in kaart brengen en het delen van de verschillende visies tussen partners brengt sowieso al verduidelijking. Het zijn de eerste grote stappen richting verbetering van het niet-dringend patiëntenvervoer. Elk van de stakeholders rond de tafel heeft het comfort van de patiënt in zijn achterhoofd. Dat gemeenschappelijk doel is de solide basis voor open communicatie en constructieve samenwerking. We trekken allemaal aan hetzelfde zeel. We zijn dan ook positief ingesteld over de huidige stand van zaken en vooral over wat het komende jaar zal brengen.”


Vias: “Agressie in kaart brengen voor een gericht beleid”

Vias institute doet meestal denken aan verkeersveiligheid en mobiliteit. Dat omvat uiteraard een belangrijk deel van hun dagelijkse activiteiten. Al is de derde pijler minstens even belangrijk: de maatschappelijke veiligheid. Daarom wil Vias de agressie ten opzichte van hulpverleners in kaart brengen en met adviezen over passende acties een veilig, werkbaar kader aanreiken.

Agressie tegen hulpverleners is een brandend actueel maar ook heel complex gegeven. “We proberen dit thema al drie jaar op de politieke en op de onderzoeksagenda te krijgen”, zegt Karin Genoe, CEO van Vias. “Ons buikgevoel zegt dat de agressie tegen hulpverleners stijgt, maar cijfermateriaal om dat te onderbouwen is schaars. Al helemaal als we de uitsplitsing tussen pakweg politie, brandweer en patiëntenvervoer willen maken.”

Maar Vias zou Vias niet zijn als ze het heft niet in eigen handen nemen. Geïnspireerd door good practices uit het buitenland hebben ze een eigen vragenlijst ontwikkeld. Ondersteund door schalen om te vergelijken met het buitenland en gevalideerd door kenniscentra.

Waardevolle data verzamelen

Zeggen dat er geen cijfers zijn, is een brug te ver. Natuurlijk kijkt Vias onder meer naar het aantal aangiftes – over incidenten – die de politiediensten rapporteren. Maar dat beeld is niet volledig omdat heel wat feiten niet aangegeven worden. Net als in het buitenland zien ook Belgische hulpverleners agressie nog te vaak als part of the job waardoor het darknummer heel erg hoog is. Veel incidenten worden met andere woorden niet gerapporteerd.

Bovendien ontbreken details om specifieke acties te ondernemen. Gaat het bijvoorbeeld om verbale of fysieke agressie, bedreiging of intimidatie? Wat ligt er aan de basis: middelengebruik, emotie, emotie of angst, andere verwachtingen tegenover de hulpverlener of nog een ander gegeven? “Alleen als we dat weten, kunnen we evidence based beleidsaanbevelingen doen en eigen campagnes uitwerken. Zowel op vlak van repressie als wat preventie betreft. Met preventieve maatregelen kunnen we inzetten op gedragsverandering. Het gevoel van straffeloosheid zou hierdoor verminderen, net als het risico op recidive. Alleen zet onze overheid daar absoluut niet op in. Er valt dus nog heel wat te winnen”, vindt Genoe.

“30 uur zelfinzicht levert meer op dan 30 seconden je portefeuille opentrekken.”

Een aanpak voor zowel slachtoffer als dader

Voor de slachtoffers kan een cursus weerbaarheid soms soelaas bieden. Voor de overtreder denkt Vias aan een cursus daderinzicht. Dat zou kunnen bestaan uit een pakket van dertig uur dat op zoek gaat naar de oorzaken en handvaten aanbiedt om toekomstige escalaties te voorkomen. Vias heeft al 25 jaar ervaring met het geven van vorming aan veroordeelde verkeersovertreders.

Gedurende enkele jaren volgde Vias 600 bestuurders die een vorming kregen van de rechter nadat ze betrapt waren met te veel alcohol achter het stuur. Van hen kregen 300 een klassieke straf zoals een geldboete of verval van recht tot sturen, de andere helft moest de cursus volgen. Binnen de groep van de cursisten werd 41 procent minder recidive genoteerd. Bovendien hervielen de participanten minder snel in hun negatief gedrag. Cijfers die het breder toepassen van zo’n leertraject ook op andere domeinen aanmoedigen. Als alternatieve gerechtelijke maatregel bijvoorbeeld, maar ook al in een eerder stadium, tijdens een bemiddeling in strafzaken. Karin Genoe: “Het bereik van deze cursus gaat trouwens verder dan de overtreder die verplicht wordt de lessen te volgen. Veel cursisten spreken in hun dichte omgeving over het programma en bij uitbreiding over hun eigen gedrag. Het thema bespreekbaar maken is op zich al een positieve evolutie. We zijn ervan overtuigd dat 30 uur zelfinzicht meer oplevert dan 30 seconden de portefeuille opendoen om een boete te betalen.”

Gerichte aanpak vanuit het terrein

Specifieke data plaveien de weg voor een gerichte aanpak, met een combinatie van repressie en preventie. Net daarom kan de vragenlijst van Vias een krachtig werkinstrument worden. “Zeker in combinatie met een krachtdadige aanpak, samen met ons netwerk”, zegt Karin Genoe. “Daarbij is Belgambu zeker een nuttige katalysator in het verhaal. Om info te verzamelen, maar ook voor de diensten om hun eigen mensen te benadrukken wat het belang van een klacht is. Om hen nogmaals duidelijk te maken dat agressie er echt niet automatisch bij hoort als je met de ambulance rijdt.
Concrete cijfers over het aantal incidenten, de aard van de agressie en de ernst van de gevolgen bijvoorbeeld maken dat we ook richting overheid meer gewicht in de schaal kunnen leggen. Het zorgt ervoor dat we onze ideeën kunnen vormgeven en onderbouwen met echte bevindingen. Voor de beleidsmakers en de parketten zijn die argumenten een goede stimulans om bijvoorbeeld dat leertraject voor overtreders sneller naar voor te schuiven. Vanuit die visie werken we constructief aan het probleem, in overleg met alle betrokken partijen”, besluit Karin Genoe.

Vias lanceert de vragenlijst via Belgambu midden januari en luidt dan meteen ook de eerste ‘Anti-agressiemaand tegenover hulpverleners’ in. Je krijgt van Belgambu een mail met de link en een unieke code om de enquête in te vullen. Deel jouw ervaring en bouw mee aan een veiligere werkomgeving.


Alda Greoli en Robert Javaux: “Wat we samen doen, doen we beter”

Een goedkeuring van het decreet waar met alle actoren in de sector aan gewerkt is. Dat is wat voormalig minister Alda Greoli en haar adjunct-kabinetschef Robert Javaux hun opvolgers in de Waalse regering wensen. Samen met een betere communicatie tussen de verschillende regio’s in ons land.

Voormalig Waals minister van Sociale Zaken Alda Greoli en haar kabinetsmedewerker Robert Javaux werkten de afgelopen legislatuur hard aan het dossier van het niet-dringend patiëntenvervoer in Wallonië. “Een eerste belangrijke stap in ons wetsvoorstel is een duidelijk onderscheid tussen patiëntenvervoer en personenvervoer. En de definitie daarvan”, zegt Alda Greoli. “Beide hebben heel andere noden.” En die noden verwoordde ze, samen met alle vertegenwoordigers uit de sector, in een zeer complex, nauwkeurig en compleet decreet. “Het was een intense oefening met de hele werkgroep. Onze tekst raakte tot een derde lezing in het parlement. En toen was onze tijd op. Ik hoop dat minister Christie Morreale het snel terug opneemt.”

De huidige Waalse regering is er in ieder geval mee bezig. Dat verzekert Robert Javaux. Zijn ervaring met de materie, waaronder de nauwe samenwerking met de representatieve en multidisciplinaire werkgroep van minister Greoli in de vorige legislatuur, hoopt hij terug te kunnen inzetten in een nieuwe commissie die minister Morreale op de been wil brengen. “Het decreet uit 2019 was zeer grondig voorbereid en opgesteld. Er is een consensus bereikt tussen alle betrokken partijen: verzekeringsorganisaties, het Rode Kruis, de vertegenwoordigers van ziekenwagendiensten zoals Belgambu en opleidingscentra, enzovoort”, zegt Javaux. “Hopelijk kan dit akkoord behouden blijven.”

“Het is een grondig, kwalitatief wetsvoorstel dat gestemd moet worden.”

Samen sterker

De inhoud van het Waalse decreet is driedelig. Eerst en vooral moeten de bestaande teksten geconsolideerd worden en moet er voor het onderscheid tussen patiënten- en personenvervoer een duidelijk wettelijk referentiekader komen. moet het verschil tussen patiënten- en personenvervoer duidelijk zijn. En wanneer een ‘persoon’ een ‘patiënt’ wordt. “Een patiënt is een persoon die specifieke begeleiding nodig heeft tijdens het vervoer”, staat in de wettekst. De definitie brengt ons bij het tweede luik: een duidelijk kader scheppen en de diensten toegankelijker maken. “Er heerste veel verwarring, bijvoorbeeld over de toegepaste tarieven. Dat leidt tot complexe situaties voor patiënten en zorgt voor onnodige concurrentie die de hele sector bijzonder fragiel maakt”, zegt Greoli.

Hoe het verder moet? “Een goed akkoord en samenwerking tussen de verschillende regio’s in ons land op het vlak van volksgezondheid zou helpen. België is een ingewikkeld land. Maar ik ben er van overtuigd: wat we samen doen, doen we beter. En dat komt ook de kwaliteit ten goede”, zegt Alda Greoli nog. “Die betere communicatie en samenwerking, ook op federaal vlak, hebben enkel positieve effecten. Ons kabinet werkte hard mee aan het tot stand komen van het nieuwe zorgberoep ambulancier niet-dringend patiëntenvervoer. Hierin speelde Belgambu een belangrijke, onmisbare rol”, besluit Robert Javaux.


Luc Detavernier over patiëntenvervoer in Brussel: “Resultaat door overleg met alle actoren”

Een commissie die alle stakeholders samenbrengt en een beroepserkenning voor ambulanciers niet-dringend patiëntenvervoer. Er zijn al belangrijke stappen gezet naar een wettelijk kader voor niet-dringend patiëntenvervoer in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. “Maar het werk is nog niet af.”

Na een legislatuur waar alles in het teken stond van de staatshervorming lagen de kaarten van het niet-dringend patiëntenvervoer dooreen geschud op tafel. In 2013 kwam een nieuwe bestuursploeg met ambitie aan de start. Luc Detavernier, kabinetsmedewerker van Didier Gosuin zat mee aan de onderhandelingstafel in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Net daar waar de complexiteit van de Belgische politiek zijn hoogtepunt bereikt, zorgen de vergrijzende bevolking en het enorme aantal zorginstelling op een beperkte oppervlakte voor extra uitdagingen.

Kwaliteit en transparantie

De bestuursgroep pakte, samen met de mensen en groeperingen uit het werkveld, een aantal pijnpunten aan. Twee van de belangrijkste: kwaliteit en transparantie. “Iedereen kon toen bij wijze van spreken gewoon zijn gedacht doen”, licht Luc toe. “Mensen zetten hun sirene op en reden te snel, de patiënten werden niet correct behandeld en kregen achteraf een veel te dure factuur. Dankzij een inspectiedienst, met bijhorende sancties, en een beroepserkenning voor de ambulanciers, gekoppeld aan een degelijke opleiding, is de kwaliteit van het vervoer in de toekomst gewaarborgd. En de prijzen moeten overal duidelijk geafficheerd zijn.”

“Een duidelijk kader helpt de kwaliteit te waarborgen.”

De erkenning van het zorgberoep ‘ambulancier niet-dringend patiëntenvervoer’ is één van de grootste wapenfeiten van de Permanente Overlegcommissie inzake niet dringend ziekenvervoer. Die commissie, opgericht in de afgelopen legislatuur, brengt alle actoren samen rond tafel. “Van politiek en sectororganisaties tot de patiëntenvervoersorganisaties en een vertegenwoordiging van de patiënten”, licht Luc Detavernier toe. “Door met alle stakeholders te overleggen, kan je op termijn veel bereiken.” Het was trouwens Belgambuvoorzitter Kenneth Arkesteyn die de basis legde voor het opleidingsprogramma voor de ambulanciers van niet-dringend patiëntenvervoer.

Een waardevolle synergie

Luc Detavernier is terecht trots op de resultaten van de vorige legislatuur. Toch zijn er nog veel opportuniteiten voor de volgende regering om de wetgeving inzake niet-dringend patiëntenvervoer verder te verfijnen. “Een algemeen tarief, met een terugbetaling via de verplichte ziekteverzekering”, geeft Luc aan. “Dat kregen wij er de afgelopen jaren helaas niet door. Of het aanbod van vrijwilligersvervoer bijvoorbeeld. Dat moet geen of/of-, maar een en/en-verhaal zijn. Ik geloof dat een gezonde mix van verschillende vormen niet-dringend patiëntenvervoer de toekomst is. Om cowboypraktijken uit te sluiten, moeten ook de echte vrijwilligers een duidelijk kader hebben. Denk maar aan opleiding, tarieven en kostenvergoeding. Dat zou de draagkracht van het niet-dringend patiëntenvervoer vergroten, maar ook betekenen dat een patiënt steeds het juiste type vervoer voor zijn zorgnood ontvangt. Van een vrijwilliger in zijn wagen tot een personeelslid in een ziekenwagen.”