Domus Medica: “Nood aan vlottere toegang tot niet-dringend patiëntenvervoer”

Ook huisartsen moeten af en toe patiëntenvervoer regelen. Is er een urgent medisch probleem, dan bellen ze uiteraard 112. Maar in heel wat gevallen is het niet-dringend patiëntenvervoer de aangewezen keuze. In praktijk blijkt het niet zo eenvoudig. “Het tijdrovende kluwen om een rit te plannen, brengt stress teweeg. Voor huisarts en patiënt.”

Hoogdringendheid en/of de slechte gezondheidstoestand van de patiënt blijven de doorslaggevende factor om dienst 112 te bellen. Toch zijn er nog parameters die meespelen. De ambulanciers voor dringend patiëntenvervoer hebben andere kwalificaties en dat maakt het soms meer aangewezen, ook in gevallen waar tijd minder cruciaal is. En dan is er nog een grijze zone, waar het beslissen tussen beide opties vaak lastiger is. Ook voor huisartsen. Een tussencategorie waar praktische overwegingen de doorslag kunnen geven.

Dr. Roel Van Giel, voorzitter van Domus Medica, legt uit. “Een niet-dringend patiëntenvervoer regelen is complex. Het begint met het zoeken bij welke mutualiteit een patiënt aangesloten is, gevolgd door een zoektocht naar wie je kunt bellen om het patiëntenvervoer te organiseren. Dit neemt vaak veel tijd in beslag. Tijd die je als huisarts niet altijd hebt. Bovendien is het rondbellen en uitpluizen van de specifieke situatie een extra stressfactor voor de patiënt. Die is al zenuwachtig voor zijn – vaak onverwachte – opname of consultatie in het ziekenhuis. Hij moet zijn papieren zoeken en dan nog eens de onzekerheid over zijn vervoer erbij nemen. Op zo’n moment lijkt 112 bellen al snel een beter alternatief, maar dat kan natuurlijk de bedoeling niet zijn.”

Met respect voor het beroepsgeheim

Het organiseren van dringend of niet-dringend patiëntenvervoer mag dan in veel opzichten verschillen, in beide gevallen geeft de huisarts een briefing mee. Hetzij op papier, als een patiënt alleen wacht op zijn niet-dringende rit, hetzij mondeling aan de dienst 112. Het lijkt misschien evident. Wie een patiënt vervoert, moet zijn toestand kennen. Maar zo simpel is het niet. “Wat is cruciale informatie en vooral: hoeveel kan je meedelen aan de ambulanciers zonder je medisch beroepsgeheim te schenden?”, schetst dr. Van Giel. “Geschoold MUG-personeel geef je uiteraard een volledige briefing. Daar is er geen probleem. Moeilijker is het wanneer je een briefing moet voorzien voor personen die geen medische scholing kregen. Telkens opnieuw is het een grondige afweging welke elementen je aan wie meedeelt. Afhankelijk van het soort vervoer en de uitvoerders.”

Die briefing specifieert vaak ook waar ambulanciers op moeten letten tijdens het vervoer. Hoe kan de toestand van de patiënt evolueren? En vooral: wanneer moeten ze gespecialiseerde hulp inroepen? Tijdens een rit kan de dringendheid van het vervoer plots wijzigen. Dan is een snel en correct handelen cruciaal. Zelf de eerste hulp toedienen, maar vooral gespecialiseerde hulp oproepen. Logisch dus, dat een huisarts graag zijn tijd neemt om de vervoersdienst goed te briefen, met respect voor zijn medisch beroepsgeheim.

“Voorkomen dat dienst 112 overbelast wordt door niet-dringende ritten.”

Eén centraal nummer

“Het kunnen bellen op één centraal nummer zou de taak van de huisarts aanzienlijk vergemakkelijken en de patiënt adequaat verder helpen”, vult dr. Van Giel verder aan. Belgambu merkt op dat er momenteel in de provincie Limburg een Europees project loopt om een Centraal Mobiliteitsplatform uit te werken. Het doel is een intelligente dispatching vorm te geven, die beschikbare patiëntenvervoersmiddelen dynamisch inzet zodat het niet-dringend patiëntenvervoer efficiënt georganiseerd wordt. Eén contactnummer dus voor niet-dringend patiëntenvervoer, net zoals de dienst 112 vandaag. Met nadien ook een mogelijke uitrol over de andere provincies.

Dr. Van Giel draagt het idee alvast een warm hart toe. Temeer omdat de vraag naar niet-dringend patiëntenvervoer in de toekomst alleen maar zal toenemen. “Deels door de verouderende bevolking, deels door de centralisering van de ziekenhuizen. Die verbetert de kwaliteit van de zorg, maar vergroot ook het aantal kilometers die gemiddeld moeten afgelegd worden voor een consultatie of een behandeling. En wie ouder wordt, kan zijn vervoer vaker niet zelf meer regelen. Een centraal contactnummer en een efficiënte planning van het niet-dringend patiëntenvervoer hebben een bijkomend indirect voordeel: ze voorkomen dat het dringend patiëntenvervoer overbelast wordt en dat patiënten in kritieke toestand snel de gespecialiseerde hulp krijgen die ze nodig hebben.”
“Het niet-dringend patiëntenvervoer is een belangrijk element van de zorgketen”, vindt dr. Van Giel. “Voor veel patiënten is dit type vervoer noodzakelijk voor de toegang tot de zorg. Hoe laagdrempeliger we dit kunnen maken, hoe beter voor iedereen. Ook voor ons als huisartsen zal een beter georganiseerd patiëntenvervoer een grote stap vooruit zijn, om onze patiënten nog vlotter te ondersteunen in hun zorgnoden.”


“Meer maatwerk nodig voor vervoer van kankerpatiënten”

Hoe beleven oncologische patiënten het vervoer van en naar het ziekenhuis? Welke invloed heeft die verplaatsing op het totaalplaatje van de behandeling? En vooral: waar kan het beter? Kom op tegen Kanker zocht een antwoord op die vragen. Ze bevroegen meer dan tweehonderd patiënten en vertaalden de bevindingen naar een reeks concrete aanbevelingen, voor de beleidmakers en voor de mensen op het terrein.

Een kankerpatiënt moet vaak frequent naar het ziekenhuis. Voor radiotherapie zijn bijvoorbeeld een dertigtal sessies, en dus evenveel ritten, geen uitzondering. De kwaliteit van het vervoer heeft dan ook een grote impact op hoe hij of zij de behandeling beleeft. Reden genoeg voor Kom op tegen Kanker (KOTK) om die patiëntenervaring in kaart te brengen via een enquête. Niet alleen om zicht te krijgen op de huidige situatie. Ook – en misschien vooral – om de pijnpunten de detecteren en de ruimte voor verbetering te definiëren.

Nood aan duidelijke communicatie

Ruim tweehonderd respondenten vulden de vragenlijst in. Het leverde een breed scala aan verhalen op. “De reacties waren erg uiteenlopend, ongeveer evenveel positieve als negatieve”, gaat Els Meerbergen, expert Kankerzorg bij KOTK, van start. “Bij de negatieve ervaringen zitten evenwel schrijnende voorbeelden. Patiënten die na een behandeling lang moeten wachten op hun vervoer of waar zelfs niemand komt opdagen. Bijna vijftien procent gaf een dergelijk voorbeeld. Een pijnlijk gegeven, waarbij goede communicatie al een groot verschil zou maken. Ik denk dan aan een seintje als de vervoerdienst in de file staat of wanneer er iets wijzigt in de planning. Zodat de patiënt niet nodeloos moet wachten of in extremis zelf ander vervoer moet regelen.”

Ook bij de facturatie is er een gebrek aan transparantie. Soms gaat het om hoge bedragen en ontbreken alle details van hoe de kost berekend is. Els Meerbergen: “De kostprijs is één ding, maar vooral het gebrek aan kennis van de prijzen en de complexiteit van de tussenkomsten van de mutualiteiten zijn pijnpunten. Een platform met alle mogelijkheden – van individueel liggend patiëntenvervoer tot collectief personenvervoer of vrijwilligersvervoer – en de bijbehorende kostprijs zou al een verbetering zijn. Een overzichtelijke manier voor patiënten om alle info te vergaren en zelf te kiezen welk type vervoer het best bij hun noden en wensen aansluit. Of een combinatie te maken van verschillende opties. Collectief vervoer naar de therapie en een individuele rit terug naar huis, bijvoorbeeld. In combinatie met een gedetailleerde factuur met het aantal kilometers, eventueel verpleegkundige begeleiding, de datum van de ritten en zo meer.”

“Patiëntenvervoer is een schakel binnen het oncologisch zorgpad.”

Gebrek aan visie

Uit de studie vloeit een reeks onderbouwde aanbevelingen voort. Onder meer aan beleidsmakers. “Er ontbreekt een algemene visie op het patiëntenvervoer,” benadrukt Els, ”waarbij de verdeling van de bevoegdheden tussen het federale en regionale niveau het extra ingewikkeld maakt. Een kader dat alle betrokken diensten een duidelijke houvast biedt. Die gedeelde visie moet ervoor zorgen dat een patiënt met kennis van alle opties kiest wat voor hem of haar het beste werkt. Is het contact met lotgenoten onderweg een meerwaarde of net een ballast? Is zitten of net liggen comfortabeler? Het is, net als de volledige kankertherapie, maatwerk.”

Zo wordt patiëntenvervoer een inherente schakel binnen het oncologisch zorgpad. Een element dat zo vroeg mogelijk in het traject van de patiënt ingebouwd wordt. Door een zorgverlener al bij aanvang te laten polsen naar de eigen vervoersmogelijkheden en mogelijke alternatieven aan te reiken, verlaagt de drempel naar behandeling. Het vermijdt dat mensen de behandeling niet aanvatten, uit schrik om bijvoorbeeld hun kinderen te ‘belasten’ met het vervoer van en naar het ziekenhuis. Tegelijk neemt het een deel van de stress en organisatie rond de therapie uit handen van de patiënt. Een win-win.

Belgambu aan het roer

De ervaring leert dat beleid maken op vlak van patiëntenvervoer vaak moeizaam loopt en lang duurt. Een decreet voor het zittend- en rolstoelpatiëntenvervoer, zoals er een is voor de kwaliteit van het niet-dringend liggend patiëntenvervoer, verleent de patiënt alvast duidelijke rechten.

Al in 2016 formuleerde Belgambu hierover voorstellen. In oktober van dit jaar stelde Belgambu voor om, samen met de relevantste partijen, de beproefde formule van een ‘protocolakkoord’ met minimale kwaliteitsnormen te hanteren voor het zittend- en rolstoelpatiëntenvervoer. Het beleid volgt hopelijk.

De uitgebreide resultaten van het onderzoek en alle aanbevelingen voor de toekomst van het patiëntenvervoer lees je op www.komoptegenkanker.be.


Al twintigtal audits uitgevoerd voor de vergunningen NDLZ

Het decreet voor de verplichte vergunning voor het niet-dringend liggend ziekenvervoer (NDLZ) treedt op 1 januari 2021 in voege. Vinçotte, voorlopig de enige gemachtigde organisatie om deze audit uit te voeren, blikt met expert Yves Dejaegher terug op de eerste audits.

Zonder audit kan het Agentschap Zorg & Gezondheid een ambulancedienst geen vergunning verlenen. En zonder vergunning mag een organisatie vanaf 1 januari 2021 dan ook geen NDLZ meer uitvoeren. Vinçotte voert sinds februari 2020 audits uit, als onafhankelijke controleorganisatie die de kwaliteit binnen het NDLZ waarborgt. “Dat was een van de pijlers in het decreet. De hele sector was hier zelf ook een grote voorstander van”, zegt Yves Dejaegher van Vinçotte.

Geen evidente switch

Yves Dejaegher is al meer dan dertig jaar actief in de sector van het dringend en niet-dringend patiëntenvervoer en zelfs voor hem was die eerste audit spannend. “Het intern opstartwerk van de audits was best intensief, waardoor we ook zeer goed beseften dat ziekenwagendiensten veel voorbereidingswerk hadden”, vertelt Yves. “Tijdens mijn eerste audit bij Ambulance ASF uit Aalst stelde ik meteen vast hoe ernstig ze daar met de vergunning bezig zijn. Dan weet je meteen dat de sector aan de vooravond van een grote kwaliteitsstap staat.”

Yves Dejaegher gaat verder: “Ziekenwagendiensten zijn vaak kleine kmo’s die ongelooflijk gemotiveerd zijn om mensen te helpen. Ze werkten hard en er waren weinig regels. Nu moet ze meer volgens procedures werken en wordt alles beter gedocumenteerd. En dat is geen evidente switch.”

Voorbereiding is alles

Yves Dejaegher ondervond dat de grootste uitdaging het neerschrijven van de dagelijkse taken is. “Het is vaak te beknopt of onvolledig”, zegt hij. “Daarom geef ik graag enkele tips mee voor een goede voorbereiding. Zorg er bijvoorbeeld steeds voor dat een procedure voorzien is van een begin- en einddatum en dat deze ondertekend is door de betrokken verantwoordelijke.”
Ziekenwagendiensten gebruiken veel verschillende producten om onder meer de ziekenwagens te reinigen en ontsmetten. “Soms ontbreekt de kennis over welk product in welke dosis gebruikt moet worden en welke gevaren hieraan verbonden zijn”, zegt Yves. “Zorg er dus voor dat deze informatie goed uitgeschreven en beschikbaar is voor de medewerkers. Tot slot, als je een verzekering voor een ziekenwagen afsluit, sluit die dan ook af voor alle personen die je vervoert. Ook als deze personen op een brancard liggen. Dit controleren we.”
Wanneer ziekenwagendiensten bijna klaar zijn voor de audit adviseert Vinçotte om een proefcontrole te doen. “Zo neem je de laatste twijfels weg en je weet meteen waar de verbeterpunten zitten. Die pak je dan gericht aan nog voor de echte audit plaatsvindt. Er komt heel wat bij kijken. Wacht dus niet tot de laatste weken om alles in orde te brengen.”


De grote en kleine verhalen op Spoed

Met de nieuwe docuserie De MUG brengt VTM de adrenaline van een echte interventie naar televisiekijkend Vlaanderen. Het programma geeft een blik achter de schermen van het ZNA Stuivenberg. Op de spoedafdeling én in de ziekenwagen.

Een val van grote hoogte, een baby in ademnood of een CO-intoxicatie. Een aflevering van De MUG is even veelzijdig als een dag op de spoeddienst van het ZNA. En zo hoort het ook, vindt medisch diensthoofd Kurt Anseeuw. “Het programma schept een realistisch beeld van ons werk. Er is gefilmd tijdens echte interventies, met alle grote en kleine verhalen die we dagelijks tegenkomen.”

Onder het oog van de camera

De cameraploeg van De MUG volgde het spoedteam over een periode van negen maanden. Eerst voelde het wat onwennig voor de verpleegkundigen, ambulanciers en artsen. “In het begin besef je dat je gefilmd wordt”, zegt dokter Anseeuw. “Na verloop van tijd wordt het een deel van je dagelijks handelen. Er stond niet altijd een grote camera op ons gericht. Veel is geregistreerd via kleine bodycams. Ook belangrijk om ons werk uit te voeren zonder gehinderd te worden.”

De makers van Helden van Hier klopten zelf aan bij ZNA met de vraag om een reeks te maken. Met eerdere docureeksen over de brandweer, politie en hulpdiensten is het productiehuis goed thuis in het dagelijkse reilen en zeilen op de werkvloer. Bij ZNA waren ze meteen voor het idee te vinden. “Mits goede afspraken natuurlijk”, benadrukt het medisch diensthoofd. Niet alle patiënten en personeel wensten gefilmd te worden. De communicatie- en juridische dienst van het ziekenhuis, FOD Gezondheid en de Orde der Artsen waakten mee over hun privacy.

“Gefilmd met een realistische blik op echte interventies.”

Educatieve meerwaarde

Meewerken aan een documentairereeks brengt in het heetst van de strijd uitdagingen met zich mee. Tegelijk biedt het kansen. Zo krijgen mensen een unieke inkijk op de spoeddienst, de ambulance en MUG. Het is ook een platform voor advies aan tv-kijkend Vlaanderen. Kurt Anseeuw: “Doorheen de reeks kaarten we een aantal uitdagingen aan. Mensen zien letterlijk het belang van de weg vrijmaken voor een prioritair voertuig. Ze leren hoe ze CO-intoxicatie kunnen voorkomen. We tonen hen dat ze voor bepaalde ziektes of verwondingen niet per se naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis gebracht worden. En dat op een intuïtieve manier doorheen de afleveringen.”

Volledige spectrum in beeld

Waarom het productiehuis precies ZNA Stuivenberg aansprak voor De MUG kan dokter Anseeuw niet met zekerheid zeggen. “Wellicht zit onze veelzijdigheid als spoeddienst er voor iets tussen”, zegt hij. “We zijn een van de weinige ziekenhuizen die zowel een ziekenwagen, PIT-team als MUG hebben. Daarnaast hebben we ook onze expertise met brandwondenzorg, klinische toxicologie en traumazorg, onder andere door onze link met de Antwerpse haven. Kijkers krijgen meteen een breed beeld van de spoedeisende hulp. Het resultaat is wat ons betreft absoluut geslaagd.”