Mutualiteiten en patiëntenvervoerders: medestanders verbonden door een duidelijk doel

“Het patiëntenvervoer wordt al te vaak stiefmoederlijk behandeld. Nochtans is het onontbeerlijk”, vindt Paul Callewaert, algemeen secretaris van het Nationaal Verbond van Socialistische Mutualiteiten (NVSM). Net daarom is de dialoog tussen mutualiteiten en de patiëntenvervoerders zo belangrijk. Maar ook de overheid heeft een rol te spelen. Wat betreft kwaliteit en wat betreft toegankelijkheid.

Paul Callewaert is meteen duidelijk: “Niet-dringend patiëntenvervoer is niet zomaar een schakel in de zorg. Het is de start en het einde van een behandeling, maar ook een tussenschakel. Denk maar aan interhospitaal vervoer. Bij dringend patiëntenvervoer (112) is het zelfs even noodzakelijk als een chirurgische ingreep. Het wordt dus ten onrechte stiefmoederlijk behandeld.” Toch gelooft de algemeen secretaris van het Nationaal Verbond van Socialistische Mutualiteiten dat we op een momentum staan. Want het belang aan goed georganiseerd en kwaliteitsvol patiëntenvervoer zal aan belang toenemen, door onder meer de netwerkvorming, de referentiecentra en door meer ‘thuishospitalisaties’. De patiënt moet van a naar b geraken, zonder gezondheidsrisico’s.

Daarnaast speelt ook de toegang tot zorg een rol. Die moet steeds gevrijwaard worden en op de juiste plaats en het juiste moment aangeboden worden. De regelgeving omvat al de basis van veiligheid, comfort, welzijn, transparantie en fysieke-emotionele integriteit van de zorgvrager. Maar de financiële discussie is nog niet afgelopen. “Net zoals de discussie over kwaliteitsvolle dienstverlening in het niet-dringend patiëntenvervoer”, zegt Callewaert. “Het is logisch dat daar een prijskaartje aan vasthangt. Op het niveau van de deelstaten wordt hard gewerkt aan een evenwicht tussen het stellen van kwaliteitseisen en welk type vervoer je daaraan koppelt. Kwaliteit leveren doe je overigens niet enkel tijdens het transport. Dat start al bij de intake en bij goede, heldere communicatie naar de patiënt toe. Stel dat voor medische begeleiding door bijvoorbeeld een arts een bijkomende kost wordt aangerekend, wees dan transparant in die tarieven.”

Toegang tot zorg en transport

Financieel knellen er meerdere schoentjes, zeker op het niveau van de deelstaten en dus op het niveau van het niet-dringend vervoer. Want de Vlaamse overheid stelt wel kwaliteitseisen, maar koppelt er geen financiering aan. “Ze onttrekken zich aan hun verantwoordelijkheden”, vindt Paul. “Vlaanderen doet alsof het niet-dringend vervoer niet bestaat. Het is er onverantwoord en ondraaglijk stil. Iedereen moet zijn duit in het zakje doen, vooral ten gunste van de patiënt. Die moet bediend worden tegen billijke vergoedingen zodat ieder type vervoer gegarandeerd blijft. Daarvoor moet gekeken worden naar een overeenstemming van de kosteninschatting en de beschikbare financiële middelen. Zijn die laatste wel voldoende? Vlaanderen steekt de kop in het zand en schuift de hete aardappel altijd door naar de mutualiteiten die zelf op hun tandvlees zitten. En de juiste deur om aan te kloppen blijft gesloten. Moest de Vlaamse overheid haar verantwoordelijkheid nemen, is al een deel van het probleem opgelost.”

Kenneth verwijst opnieuw (zie ook Bam #1) naar de nood aan maatschappelijke solidarisering in het niet-dringend patiëntenvervoer. Eerst de kosten inzichtelijk maken, vervolgens de tarieven bespreken en dan nagaan hoe de toegankelijkheid voor de patiënten te verzekeren. Tot op heden werd er omgekeerd gewerkt. “Ook al is het niet-dringend patiëntenvervoer wettelijk gezien een handelsactiviteit, we moeten het zien als een vorm van  ‘sociale economie’. Werken met een marge is daar ook niet wereldvreemds. De marges dienen om te investeren in innovatie of om een buffer aan te leggen voor onvoorziene omstandigheden of tegenslagen.”, zegt Kenneth. “Het sluitstuk van een duurzaam patiëntenvervoer is het zo belangrijke toegankelijkheidsaspect. Hoe organiseren we dit? Want een toegangsticket tot zorg is vaak heel duur. Een zwaar verbrande patiënt die van Aarlen naar Neder-over-Heembeek gebracht moet worden onder begeleiding van een arts en een verpleegkundige kost om en bij de 2.000 euro. Als patiënt moet je die som wel kunnen neertellen vooraleer je een beroep kan doen op de maatschappelijke solidarisering die start wanneer je aankomt in het brandwondencentrum.”

Duidelijke definitie

Om de vraagstukken die op tafel liggen op te lossen is in Vlaanderen een tripartite nodig: de mutualiteiten, de patiëntenvervoerders en de Vlaamse overheid. De eerste vraag die moet opgelost worden is wat patiëntenvervoer wel en niet is en wie welk terrein voor zijn rekening neemt. “Vervoer zonder gezondheidsrisico’s en zonder de nood aan een begeleidende mantelzorger zijn voorbeelden van sociaal personenvervoer, ze kunnen door vrijwilligers uitgevoerd worden”, zegt Paul. “Voor patiëntenvervoer zijn normen nodig. Het gaat om personen die zorg of begeleiding nodig hebben om risico-arm ter plaatse te geraken.” Kenneth gaat nog een stap verder: “De toestand van de patiënt, zelfredzaamheid, comfort en veiligheid zijn de parameters. Al kan patiëntenvervoer ook ‘hybride’ zijn. Wie voor een dialyse naar het ziekenhuis gaat, loopt veel minder risico. Dat kan als personenvervoer. Na de behandeling zijn er verhoogde risico’s en valt het onder patiëntenvervoer. Verstandig omgaan met de middelen is de boodschap.”

Net daar schuilt de meerwaarde van Belgambu. Paul besluit hoopvol: “Jullie beroepsorganisatie gaat steeds bemiddelend te werk en stimuleert overleg. Julie werken samen aan een visie en aan de bescherming van de patiënt. Zowel op het vlak van kwaliteit als op het vlak van toegankelijkheid. En zo zal Vlaanderen hopelijk ook een bijdrage leveren. Als we met alle partijen een dialoog kunnen aanhouden, komen we er wel.”


"In 2022 werken we verder aan een duurzame sector"

2021 was geen gemakkelijk jaar. Onderhandelingen voor een meer solide sector verliepen traag, door de gezondheidscrisis. Tegelijk kreeg ons vak door COVID-19 en de plotse praktische uitdagingen meer erkenning als een noodzakelijke en waardevolle schakel in de zorg. Onze Raad van Bestuur blikt terug en kijkt vooruit. Met een positieve ingesteldheid en gezonde ambitie voor de toekomst.

Ambulancediensten moesten zich tijdens de coronacrisis heruitvinden en dat deden ze voortreffelijk. De sector toonde een grote flexibiliteit en weerbaarheid. Er moest een snelle omschakeling komen naar aangepast vervoer. Een zittende covid-19-patiënt kon bijvoorbeeld niet langer een taxi nemen, maar moest met een ziekenwagen naar het ziekenhuis worden gebracht. “Daardoor zijn andere diensten het belang van kwaliteitsvol patiëntenvervoer gaan inzien”, zegt Thom Cleymans, ondervoorzitter van Belgambu. “We hebben de shift gemaakt van een ‘logistiek probleem’ naar een ‘deel van de zorgoplossing’. Zeker het niet-dringend patiëntenvervoer heeft meer aanzien gekregen. Hopelijk volgen hier in 2022 ook daden uit, initiatieven en middelen om de sector verder te professionaliseren.”

Ambitie voor 2022

Die waardering en middelen zullen ook in 2022 hard nodig zijn. Er is namelijk nog heel wat te realiseren en te optimaliseren. Belgambu heeft alvast concrete ambities en doelen voor dit jaar. Ondervoorzitter Erwin Vanden Eynden licht er alvast een uit. “We kijken uit naar de nieuwe erkenningsnormen voor de dringende geneeskundige hulpverlening. FOD Volksgezondheid is hier volop mee bezig. Vanuit Belgambu zetten we hier uiteraard mee onze schouders onder. Dit kan ook een positieve impact hebben op andere belangrijke aspecten voor het patiëntenvervoer, zoals de kwaliteit en de financiering.” Belgambu-voorzitter Kenneth Arkesteyn pikt in: “Die financiering blijft ook in 2022 een van onze speerpunten. Het is belangrijk dat er in de drie regio’s geland wordt met het berekenen van de kosten van het niet-dringend patiëntenvervoer. Voor de zomer zou de bespreking van de tarieven nog rond moeten zijn. We moeten duidelijk stellen dat kosten en tarieven niet hetzelfde zijn. Onze organisaties, kleine en grote spelers, hebben een kleine financiële buffer nodig om eventuele tegenslagen op te vangen en om te blijven investeren in innovatie. Enkel zo kunnen we duurzaam werken.”

“We hebben de shift gemaakt van een ‘logistiek probleem’ naar een ‘deel van de zorgoplossing’.”

En die duurzaamheid zit in veel aspecten. Het mogelijk maken om met degelijk betaald personeel het hoofd boven water te houden, bijvoorbeeld. “Dat de ambulanciers zelfs nog niet voorkomen in de top tien van de slechtst betaalde jobs moet echt veranderen”, benadrukt Kenneth. “De verloning staat niet in verhouding met de verantwoordelijkheid van onze mensen.” Het beroep moet ook aantrekkelijk gemaakt worden met kwalitatieve opleidingen en ondersteuning. In Vlaanderen start dit jaar de nieuwe opleiding ambulancier niet dringend patiëntenvervoer bij erkende opleidingsorganisaties. Een stap in de goede richting en een verwezenlijking waar ook Belgambu zich sterk voor inzette.

Kantelpunt voor de sector

Volgens de Raad van Bestuur wordt 2022 een soort kanteljaar. Thom: “De arbeidsomstandigheden voor ambulanciers moeten verbeteren en de kwaliteit van de dienstverlening moet verder omhoog. Als we die horde kunnen nemen, schept dat mogelijkheden op alle vlakken van onze sector.” Door meer aandacht en gepaste middelen voor de sector, wordt heel wat mogelijk.

Michael Butacide, penningmeester van Belgambu, merkt op dat voor het eerst in het Brussel Hoofdstedelijk gewest er een regelgeving is voor het niet-dringend patiëntenvervoer. Belgambu stak hierin erg veel energie, is tevreden dat er een resultaat is maar betreurt sommige ‘politieke aanpassingen’. In 2020 rekent hij op een nieuw Waals decreet. “We hebben nood aan besluitvorming die de realiteit op het terrein verenigt met de huidige economische uitdagingen, zowel voor het liggend- als het zittend- en rolstoelpatiëntenvervoer. Dat is een belangrijke stap die we in Wallonië moeten zetten voor onze sector. Ik geloof ook dat onze vereniging daar nog sterker kan groeien. Waalse organisaties in het patiëntenvervoer beginnen ons steeds beter te begrijpen en ook grote spelers sluiten zich bij Belgambu aan. Dat geeft ons een nog betere vertegenwoordiging en nog meer slagkracht. ”

“De willekeur moet eruit. We hebben nood aan duidelijke regelgeving.”

En dan is er nog de eventhulpverlening, dat ook nood heeft aan wettelijk kader. Er is nood aan een voorspelbaar kader met afdwingbare kwaliteitscriteria omdat elk evenement recht heeft op eenzelfde inschatting van de risico’s, inzet, minimale kwalificaties van de medewerkers of minimale uitrusting. “De willekeur moet eruit”, is de Raad van Bestuur het eens. Te veel hangt de eventhulpverlening af van arbitraire beslissing. We kijken dan ook uit naar een verdere evolutie van de adviestool PRIMA van de Federale Gezondheidsinspectie naar een gestandaardiseerd instrument. Momenteel wordt deze tool wetenschappelijk gevalideerd. Het toont aan hoe ernstig de overheid dit aanpakt. Dit is een belangrijk element in de weg naar een duidelijk en breed regelgevend kader voor eventhulpverlening.” Er staat dus nog heel wat op til. Ook in 2022 gaat Belgambu voluit voor een kwaliteitsvolle zorg in het patiëntenvervoer en de eventhulpverlening.


Frank Lippens: “Als de patiënt en kwaliteit centraal staan, is veel mogelijk”

Elke stakeholder apart uithoren over pijnpunten op de werkvloer en hun visie op het patiëntenvervoer. Dat is hoe Frank Lippens eind 2013 zijn voorzitterschap van de commissie niet-dringend patiëntenvervoer aanvatte. Op die solide basis kreeg onder meer het cruciale protocolakkoord voor het niet-dringend liggend patiëntenvervoer vorm. Met bijna een halve eeuw expertise in de sector blijft Frank Lippens ijveren voor kwaliteitsvol patiëntenvervoer.

Na veertig jaar directeurschap in het Sint-Vincentiusziekenhuis in Deinze, drie mandaten als bestuurder voor Zorgnet-Icuro en als lid van de Federale Raad voor de ziekenhuizenvoorzieningen, commissievoorzitter in Vlaanderen en Brussel voor het niet-dringend (liggend) patiëntenvervoer, lid van het bureau van de Nationale Raad DGH en tal van functies in sectororganen is Frank Lippens op zijn minst een bruggenbouwer in de gezondheidszorg te noemen.

In het bijzonder voor de sector van het patiëntenvervoer, zowel regionaal als federaal. “Van minister Marcel Colla tot vandaag mocht ik de overheid adviseren. Het begon allemaal met de kettingbotsing op de E17 in Nazareth. Alle gewonden werden naar ons ziekenhuis gebracht omdat het verkeer helemaal dicht zat en ik werd door heel wat media geïnterviewd. Mijn visie over spoed prikkelde de beleidsverantwoordelijken, want kort daarna werd ik door minister Colla gecontacteerd”, herinnert Frank Lippens zich.

Voorzitterschap in de commissie

Waardevolle expertise kan je maar beter goed benutten. Het was dan ook geen verrassing dat Frank Lippens in 2014 voorzitter werd van de Vlaamse commissie niet-dringend liggend patiëntenvervoer waarvan hij al sinds het begin lid was. Dat voorzitterschap kreeg een vliegende start. Frank Lippens koos voor de ‘biechtstoelmethode’ om de sterktes en vooral ook de pijnpunten van het patiëntenvervoer in kaart te brengen. Onder de gesprekpartners Belgambu. Dat gesprek met elke belangengroep leidde tot een degelijk inzicht. “Daarna nodigde ik alle stakeholders uit op het Paleis der Academiën in Brussel om hun kennis en ervaringen om te zetten in een gemeenschappelijke SWOT-analyse”, legt Frank Lippens uit. “Zo verkregen we een solide basis voor het cruciale Vlaamse protocolakkoord van 27 juni 2016 over de minimale kwaliteitsnormen voor het niet-dringend liggend patiëntenvervoer. Alle neuzen stonden voor het eerst in dezelfde richting.”

De commissie stapte met dit protocolakkoord naar toenmalig gezondheidsminster Vandeurzen. De vraag? Een wettelijk kader voorzien voor dit akkoord. Het stond niet in het regeerakkoord, maar de minister vond het document waardevol genoeg om het toch in een decreet te gieten. Op basis van dit decreet zijn vandaag een vijftigtal geaccrediteerde ziekenwagendiensten actief in Vlaanderen. Ook in Brussel werden grote stappen gezet, onder leiding van Frank Lippens. Voor het eerst zijn er normen voor het liggend, rolstoel- en zittend patiëntenvervoer. De inhaalbeweging is ingezet.

Ook op andere beleidsniveaus speelde Lippens een belangrijke rol voor de sector. Zijn advies over de gezondheidsberoepen en dus zijn aandeel in de erkenning van het zorgberoep ambulancier niet-dringend patiëntenvervoer zijn niet te miskennen. Ook was hij voor de PIT’s, de prehospitaal interventieteams, een van de voortrekkers en schreef met verschillende werkgroepen daarover adviezen voor de overheid.

Tegenstrijdige belangen verenigen

Frank Lippens heeft dus een uitzonderlijk rijke praktijkervaring in de ziekenhuissector en in de niche van het patiëntenvervoer. Al speelt ook zijn opleiding als jurist ongetwijfeld een rol in zijn indrukwekkend palmares. “Als geschoolde bemiddelaar in sociale zaken leerde ik tegenstrijdige belangen te verenigen. Die kennis en vaardigheden bleken een absolute meerwaarde in commissies. Het is geen exacte wetenschap en begrip opbrengen voor elkaars sterktes en zwaktes is cruciaal. Dialoog, luisterbereidheid en de focus op de patiënt waren de sleutel om resultaat te boeken”, schetst Frank Lippens.

Het complexe Belgische landschap maakt de brede knowhow nog belangrijker, zo benadrukt Belgambu-voorzitter Kenneth Arkesteyn: “Het patiëntenvervoer kent een sterke verkaveling, met onder meer drie vergunningensystemen en drie financieringsmodellen voor het regionale niet-dringend patiëntenvervoer en daarbij komt nog het federale dringend patiëntenvervoer. Op den duur vindt geen kat nog zijn jongen terug. Frank is een van de weinigen die nog een overzicht heeft over alle niveaus heen. Bovendien kent hij de ingewikkelde en snel veranderende wetgeving en de historiek. Essentieel om ook de impact van bepaalde beslissingen op andere niveaus correct in te schatten en hierop te anticiperen.”

Dromen van een homogene aanpak

Frank Lippens kijkt met terechte trots terug op de verwezenlijkingen van een halve eeuw. Soms vinden ideeën pas jaren later hun ingang in het werkveld. Zo opperde Lippens in een advies voor de NRDGH een hele tijd terug al om first responders met verbandkoffer en AED in te zetten in regio’s waar het voor de DGH onhaalbaar was om binnen 15 minuten een ziekenwagen ter plaatse te hebben. Dat is nu weer opgepikt in een wetenschappelijke studie aan de KUL en wie weet neemt de overheid het idee over. “Soms moet een idee nog wat rijpen”, kijkt Frank Lippens er op terug. “Op dat moment moet je je wel even bedwingen om geen ‘Zie je wel’ te zeggen, maar als het concept werkt zoals je voor ogen had, is dat even snel weer vergeten.”

Tegelijk ligt er nog heel wat werk op de plank. En om de verdere ambities te vertalen naar de praktijk, hoopt Frank Lippens op homogene bevoegdheden in de toekomst. Eén overkoepelend beleid zou heel wat wanpraktijken en klachten vermijden. Eenheid van bestuur zou bovendien het realiseren van een centrale dispatching voor het patiëntenvervoer stukken eenvoudiger maken. “Met de patiënt als grote winnaar,” benadrukt Lippens, “want die krijgt zo op elk moment vlot toegang tot de vervoerswijze die het best aansluit bij zijn noden en zijn medische toestand. Met duidelijkheid over de tarieven en de financiering als glanzende kers op de taart.” Het belang van patiëntenvervoer zal enkel toenemen. Het moet dan ook prioritair behandeld worden, als een inherente schakel in de zorgketen. “Als de patiënt en de vervoerskwaliteit hierbij de focus worden, is er veel mogelijk.”


Pedro Facon: “Nood aan een integrale visie, die alle schakels in de zorgsector omvat”

Coronacommissaris Pedro Facon was – en is – een van de spilfiguren tijdens de pandemie. Hij zette zijn ervaring als directeur-generaal van de FOD Volksgezondheid en als voormalig kabinetschef van minister Maggie De Block in om de strijd tegen het coronavirus te stroomlijnen. In zijn drukke agenda vond Facon toch een gaatje om met Belgambu in gesprek te gaan. Net zoals hij in maart 2020, in het heetst van de strijd, telefonisch contact opnam met voorzitter Kenneth Arkesteyn om enkele bezorgdheden te bespreken. Die open communicatie en constructieve houding leggen de solide basis voor een visie op lange termijn.

De afgelopen achttien maanden domineerde COVID-19 en het bijhorende crisisbeheer werk en leven. Pedro Facon stond als coronacommissaris mee in de frontlinie. Na ruim een jaar stevige strijd tegen de onzichtbare vijand, kijkt hij ambitieus vooruit naar de toekomst van de zorgsector. “Sinds de vorige legislatuur zijn een aantal dynamieken voor hervorming in gang gezet. Helaas heeft COVID-19 stokken in de wielen gestoken. We zitten al anderhalf jaar in een status quo wat de cruciale veranderingen betreft. Tegelijk heeft de gezondheidscrisis de pijnpunten nog meer blootgelegd. In een crisis drijven de sterktes en de zwaktes nu eenmaal boven. Er is zeker een basis en de nood is duidelijker dan ooit. Hopelijk kunnen we de draad van de structurele hervormingen snel weer opnemen. Van een blanco blad, maar met al heel wat voorbereiding op de tafel.”

Meer aandacht voor vervoer

Belgambu voelde, in de drukte van de coronacrisis, nog maar eens hoe onderschat het patiëntenvervoer is als schakel in de zorg. “In moeilijke tijden uit zich dat in praktische dingen”, legt voorzitter Kenneth Arkesteyn uit. “Het gebrek aan ondersteuning in de strijd tegen COVID-19 bijvoorbeeld. Welke zorgverlener kreeg slechts anderhalf doosje mondmaskers? Want dat is wat wij kregen, per ziekenwagen welteverstaan. In zulke uitzonderlijke tijden is dat natuurlijk meteen opgebruikt. Verder kwam er een beperkte tussenkomst van het RIZIV, maar dat was het dan ook.”

Terwijl heel wat actoren in het veld het belang van kwalitatief en deskundig patiëntenvervoer onderschatten, nam Pedro Facon wel de tijd om in gesprek te gaan. Enkele dagen na het ontvangen van een onderbouwd Belgambu-dossier contacteerde hij in maart 2020 Arkesteyn. Zelfs in die waanzinnig drukke en uitdagende periode maakt Facon tijd om hem op te bellen en de koppen bijeen te steken. Facon gaf daarbij aan welke beslissingen hij zou nemen om de sector te ondersteunen. Kenneth voegt er aan toe dat Pedro alle besproken engagementen nakwam en de sector zo een extra hart onder de riem stak.

Pedro Facon ziet een aantal oorzaken voor de moeilijke positie van het patiëntenvervoer binnen het zorgverhaal. “Onbekend is vaak onbemind. Dat geldt eigenlijk voor de hele zorgsector, maar in het bijzonder voor het niet-dringend patiëntenvervoer en de 112-werking”, legt hij uit. “Ook het beleid van de afgelopen decennia speelt ongetwijfeld een rol. Als we over gezondheidszorgbeleid spreken, ging dat de vorige legislaturen gewoonlijk over terugbetalingen. Begrijp me niet verkeerd: daarin hebben we enorme stappen gezet en die waren nodig. Toch is daardoor de discussie over de organisatie van de gezondheidszorg, de keten van actoren – zoals het patiëntenvervoer, de samenwerking en tal van andere punten wat ondergesneeuwd geraakt. Dat is een relatief recent debat, waar we de komende maanden en jaren hard aan verder moeten werken.”

“Hoever kunnen we als beleid springen
zonder het peloton, zoals de leden
van Belgambu, te verliezen?”

En dan is er nog de zogenaamde ‘wet van de remmende voorsprong’. Destijds had het patiëntenvervoer in België een toonaangevende omkadering. Iets om terecht trots op te zijn, maar die aanpak is de conceptfase nooit echt ontgroeid. Door de stevige start van de sector is een diepgaand debat over de positie en het belang van deze zorgschakel uitgebleven. “Jullie sector wordt vaak bekeken als een logistieke factor, maar dat klopt niet”, benadrukt Facon. “Dit gaat evenzeer over zorg en kwaliteit. Ambulances zijn eigenlijk een zorgequipe. Het idee van erkenningsvoorwaarden voor het dringend patiëntenvervoer ligt opnieuw op tafel. Daar zie ik een sterke hefboom in.”

Uitdaging en opportuniteit

De crisis zette de hele sector onder druk. Het waren moeilijke werkomstandigheden en zware tijden voor het zorgpersoneel en bij uitbreiding voor de hele maatschappij. Die gezamenlijke strijd bracht stakeholders en actoren ook samen en dat schept dan weer mogelijkheden. “Er zijn sterke banden ontwikkeld”, beaamt Facon. “Strategische en professionele contacten en tegelijk hechte vertrouwensrelaties. Vanuit mijn bevoegdheden heb ik een rijk netwerk, een solide basis om op verder te bouwen. Ik werkte samen met gekende partners en sprak nieuwe mensen en organisaties aan. Beleidsmensen spelen hier een rol in, maar vooral ook actoren die het terrein door en door kennen en de taal van het zorgpersoneel spreken. Belgambu is daar een treffend voorbeeld van.”

Strategische en constructieve partnerschappen zullen een belangrijke rol spelen in de grote hervorming waar de zorgsector nood aan heeft. COVID-19 toonde de kracht en mogelijkheden van sterke partners alvast aan. Praktische, gemotiveerde actoren gaven de crisisaanpak mee vorm. In ziekenhuizen, triage- en testcentra, maar zeker ook in het patiëntenvervoer. “Samenwerken in vertrouwen maakt veel mogelijk”, weet Pedro. “Al gaat het natuurlijk ook om durf en moet je de kans krijgen om je rol op te nemen. Het mandaat van coronacommissaris liet toe om stappen te zetten, samen met dat ruime netwerk aan gemotiveerde specialisten, en zo de crisis te doorzwemmen.”

Optimale inzet van middelen

Ook na COVID-19 blijft kostenmanagement wellicht een van de grootste pijnpunten voor het patiëntenvervoer. Over de verschillende beleidsniveaus heen ontbreekt een overkoepelende visie en daarmee ook een globaal budget. “Als al die middelen samenkomen, zou ons dat al ver brengen”, gelooft Kenneth Arkesteyn. Een visie die Pedro Facon deelt, maar hij beseft ook dat het een heel ambitieuze filosofie is. “We zitten met sterk verkokerde begrotingsdoelstellingen en deelbudgetten. Een ‘zero-based budget’-benadering is volgens mij een utopie. Het bord wissen, de doelstellingen herbekijken en daar het budget aan matchen is heel moeilijk. Met het federale niveau, de deelstaten en de lokale besturen zitten we in een complexe beleidssituatie. Ik verwacht dat de budgettaire druk ook post-covid zal aanhouden. Dan moet het ‘silo-denken’ toch transparanter worden. Daar ligt een groot werk klaar. De overheid en sector moeten dan samen de financiële stromen en budgetten duidelijk in kaart brengen, zodat de pijnpunten en opportuniteiten aan het oppervlak komen. We moeten budgetten integraal durven bekijken, maar veel actoren staan daar vrij weigerachtig tegenover. Iedereen is het erover eens dat veranderingen nodig zijn, alleen willen ze zelf niet veranderen of kan het enkel met extra middelen en die zijn er niet.”

“COVID-19 heeft stokken in de wielen gestoken.
We zitten al anderhalf jaar in een status quo
wat de cruciale hervormingen betreft.”

Het wordt dus zaak om het budget efficiënter aan te wenden. Door de middelen optimaal in te zetten, krijgt de patiënt een betere zorgkwaliteit met hetzelfde of zelfs een lager budget. En daar wordt uiteindelijk iedereen beter van, volgens Belgambu. Kenneth Arkesteyn: “We zijn ervan overtuigd dat we onze leden meekrijgen in deze visie. Maar dan moeten de stakeholders en beleidsmakers ook met een open blik het werkveld en de organisatie ervan willen en durven bekijken.” Dat er heel wat moet schuiven op beleidsvlak om de uitdagingen in de praktijk aan te pakken, is alvast een gedeelde mening.

Belgambu in een belangrijke spreidstand

Organisaties zoals Belgambu zullen een belangrijke rol spelen in deze grote hervormingsoefening, als schakel tussen het werkveld en het beleid. “Binnen het kader van hervormingen is die dubbele rol complex, maar ook cruciaal in het zoeken en bewaren van een gezond evenwicht”, weet Facon, “Belgambu moet aangeven hoever we kunnen springen op beleidsvlak, zonder het peloton te verliezen, zonder de leden te bruuskeren. En dat kan zeker werken. Ik ben er van overtuigd dat de meerderheid van het zorgpersoneel toekomstgericht wil en kan denken. Ze willen inspanningen doen, op voorwaarde dat ook anderen dat doen. Precies daarom is een integrale, systematische visie nodig, die alle schakels in de gezondheidszorg omvat. En dat heeft tijd nodig.”

Eerst moet volgens Facon een consolidatie van de bevoegdheden gebeuren. Dat omvat vanzelfsprekend een politiek luik, maar de fragmentatie van bevoegdheden is ook op ambtelijk vlak aanwezig. De redesign van de gezondheidsadministraties op federaal niveau is een goed voorbeeld van dit uitdagende traject. Op federaal vlak alleen al zijn zeven administraties bezig met gezondheidszorg. Een verdere integratie en vereenvoudiging zal meer slagkracht geven, zonder de nodige (zelf)controlechecks te verliezen. Na zijn taak als coronacommissaris wil Pedro Facon ook in dat complexe proces graag een leidende rol opnemen.

“Als ik even mag dromen, zie ik mezelf op een stoel die impact heeft bij deze consolidatie en het werk dat daarop volgt. Want daarna ligt een zee aan mogelijkheden open. Dan begint het grote werk nog maar. Het grote hervormingstraject gaat onze sector klaarmaken voor de komende decennia. Zonder die gefragmenteerde macht kunnen we de pijnpunten gestructureerd en gradueel aanpakken.” Door de organisatie van het dringend en niet-dringend patiëntenvervoer, inclusief financiering, op één beleidsniveau te centraliseren, krijgt ook de sector van het patiëntenvervoer een stevigere basis. Al is hiervoor wel eerst een staatshervorming nodig. “Laat ons dus samen hopen dat de voorbereidende institutionele agenda bijdraagt om in 2024 die staatshervorming te realiseren. En ondertussen vegen we graag al wat voor de eigen deur. Binnen het ministerie van Volksgezondheid is alvast ruimte voor debat en onderlinge afspraken, ook over dringend en niet-dringend patiëntenvervoer. We schuiven dus graag samen aan tafel om de gevoeligheden en bezorgdheden aan te pakken. Waar mogelijk met praktische afspraken en effectieve beslissingen, waar moeilijker met een grondige voorbereiding om later snel te kunnen handelen.”


Social media manager Belgambu: “Weten waarover je niet communiceert, is cruciaal”

Bij Belgambu is een toegewijd team elke dag druk in de weer. Ze streven naar een werkbare sector, waar zowel de medewerkers als de patiënten zich comfortabel voelen. Als belangenorganisatie zijn veel hangende zaken en dossiers-in-beweging niet geschikt om over te communiceren. “De externe communicatie van Belgambu is vaak een moeilijke evenwichtsoefening”, zegt social media manager Willem De Ceulaer.

Een continue en gematigde koers. Die wil Belgambu varen op hun sociale media. Het is een heel bewuste keuze om niet te choqueren of te polariseren. “Extreme meningen en radicale posts vallen op, maar aan die extremen heeft de patiënt niets”, legt Belgambu-voorzitter Kenneth Arkesteyn uit. “We willen structurele veranderingen teweegbrengen, dat vraagt nu eenmaal veel tijd en dialoog. Een dialoog die achter de schermen wordt gevoerd en waar we vaak pas na een lange periode over kunnen communiceren, eens er resultaten op tafel liggen. Onderhandelen doe je nu eenmaal niet met de fanfare op kop.”

De doelgroep van Belgambu voegt nog extra complexiteit toe aan de communicatiestrategie. Enerzijds richt die zich op de medewerkers van de leden, de ‘doeners’. Zij interesseren zich vooral in de impact van beslissingen en veranderingen op het werkveld. Anderzijds communiceert Belgambu met zijn stakeholders, zoals de overheid. Daarvoor moet de communicatie op strategisch niveau bewaakt worden. Sinds vorig jaar is Bam een van de middelen om die spreidstand op te vangen en de brug te slaan tussen beide groepen.

Sterk online aanwezig

Belgambu zet sterk in op zijn communicatie, ook al is er veel waar ze (nog) niet mee naar buiten kunnen komen. Onder meer het online luik kreeg de afgelopen maanden een stevige boost. Willem De Ceulaer legt uit: “De nieuwe website is een centraal punt waar we informatie samenbrengen en waar we vanuit onze andere communicatie naar doorverwijzen. Bezoekers krijgen er snel een duidelijk beeld van wie Belgambu is en wat we doen. Het is ons online visitekaartje. Wie enkel de grote lijnen van een verhaal wil, vindt die in de social media post. Wie meer details zoekt, heeft die meteen ook bij de hand, via de link naar de site.”

Naast onlinecommunicatie en drukwerk, zoals Bam, blijft ook het elkaar ontmoeten uiteraard belangrijk. Precies daarom raadt Willem Belgambu-leden aan om de algemene vergadering bij te wonen. “Tijdens dit informatiemoment delen we heel wat nieuws. Ook bij participatie in werkgroepen is de dialoog met onze leden het allerbelangrijkste. Het is een boeiende en constructieve wisselwerking. De gesprekken in de marge zijn minstens even waardevol. We leren van elkaar. Participatie is trouwens de beste manier om je eigen bezorgdheden te delen, zodat we die kunnen vertalen in ons beleid.”

Grote actiebereidheid

Vanuit hun visie op langetermijnresultaten en open overleg, ruit het Belgambu-team de leden bewust niet op via hun communicatiekanalen. Voorzitter Kenneth Arkesteyn sluit evenwel niet uit dat er op termijn alsnog een actie op poten gezet wordt. “We zijn de vergeten schakel in de zorg en je voelt dat de temperatuur in de sector blijft stijgen. Ondanks al onze inspanningen en verbeteringen leeft er onbegrip over de keuzes van de overheid. Dan krijg je moeilijk aan je leden uitgelegd dat luid roepen geen zin heeft. Op een bepaald moment wordt actievoeren wel een goed alternatief, met een nauwkeurige voorbereiding en met de nodige verantwoordelijkheidszin. De toekomst zal uitwijzen of we dat punt bereiken.


In dialoog met Zorgnet-Icuro: "COVID-19 legde belangrijke aandachtspunten bloot"

De keuze voor het type vervoer moet afhangen van de zorgbehoefte van de patiënt en op vlak van betaalbaarheid voor de patiënt is er nog heel wat werk aan de winkel. Dat Zorgnet-Icuro en Belgambu in veel opzichten op dezelfde lijn zitten voor de toekomst van het patiëntenvervoer is duidelijk. “We willen de veiligheid en kwaliteit mee bewaken”, zegt Margot Cloet met overtuiging.

Margot Cloet is gedelegeerd bestuurder van Zorgnet-Icuro. De kennisdelende netwerkorganisatie voor Vlaamse zorginstanties ziet het patiëntenvervoer als een inherent onderdeel van kwalitatieve zorg. Tegelijk is het complexe materie, door de verschillende types vervoer en de bevoegdheden op verschillende niveaus. “De kwaliteit en transparantie van het patiëntenvervoer verbeteren, is teamwerk”, vindt Cloet. “We moeten hier samen met de overheid, maar ook met mutualiteiten, ziekenhuizen, patiëntenorganisaties en vervoersdiensten zelf aan werken. Organisaties zoals Belgambu zijn hierbij een belangrijke partner.”

Ziekenwagendiensten zijn een belangrijke schakel in de geïntegreerde zorg. Ze zijn vaak onderweg met kwetsbare mensen in precaire situaties. Ze moeten bij aankomst in het ziekenhuis de juiste info doorgeven. Verder dienen ze te beschikken over de kennis en de vaardigheden om een patiënt veilig en comfortabel te vervoeren en het eventueel toepassen van eerste hulptechnieken. En dat vraagt om een kwalitatieve opleiding. Margot Cloet: “Dat is een vereiste om te kunnen spreken van veilig en kwalitatief patiëntenvervoer. Het gaat trouwens verder dan kennis van de praktische handelingen en termen. Ook de mentale component is erg belangrijk. Patiëntenvervoer is een ingrijpend moment binnen het zorgproces. Een patiënt moet zich veilig en omringd voelen tijdens zijn of haar verplaatsing.”

Integreren in de zorgverzekering

Vooral de betaalbaarheid van het patiëntenvervoer blijft een aandachtspunt. Dat voelen ze ook bij Zorgnet-Icuro. “Hypercommerciële modellen ten nadele van de patiënt of de ziekenhuizen zijn een probleem”, vindt Margot Cloet. “De mutualiteiten zitten op hun tandvlees wat de terugbetaling vanuit de aanvullende ziekteverzekering betreft. Tegelijk moeten diensten breakeven of soms zelfs met verlies draaien. Dat kan uiteraard de bedoeling niet zijn. Er is nood aan een kostendekkend systeem, dat de materialen en de prestaties correct vergoed worden.”

Voor de patiënt droomt Cloet van een betalingssysteem voor niet-dringend patiëntenvervoer zoals dat vandaag al bestaat voor de dienst 112: een vast remgeld, binnen de verplichte ziekteverzekering. “Eventueel kan daar wat ons betreft nog een inkomensgerelateerde factor aan toegevoegd worden. Maar een transparante basiskost zou zeker een grote stap vooruit zijn. De keuze van het type vervoer mag niet afhangen van de financiële draagkracht van de patiënt. Dat gebeurt helaas wel nog vaak. De kosten van patiëntenvervoer zijn soms hoger dan de kosten van bijvoorbeeld het herstelverblijf. Dat is de wereld op zijn kop. Om die ambitie te verwezenlijken zijn natuurlijk investeringen nodig. En zoals het dan vaak gaat, schuift iedereen de hete aardappel naar elkaar door.”

Margot Cloet Zorgnet Icuro

“Er is nood aan een kostendekkend systeem dat de materialen en de prestaties correct vergoed worden.”

Lessen van Covid

Tijdens de coronacrisis heeft het patiëntenvervoer, zowel dringend als niet-dringend, een belangrijke rol gespeeld. De wisselwerking tussen ziekenwagendiensten enerzijds en ziekenhuizen en woonzorgcentra anderzijds kwam daardoor extra in beeld. “Zeker in de tweede golf hebben we een systeem voor het patiëntenvervoer op poten proberen te zetten dat de ziekenhuizen kon ondersteunen”, legt Margot Cloet uit. “In die wisselwerking trad een groot spanningsveld op. Vooral de communicatie verliep moeizaam. Welke patiënten moeten we hoe vervoeren? Wie gaat mee? Welke info wordt al dan niet overgedragen? Die vragen bleken lastig te beantwoorden. De nabijheid van de familie van patiënten was daar telkens een belangrijke factor in. Die is cruciaal voor het welzijn van de patiënt en dus ook voor onze organisatie.”

De beslissing over patiëntenvervoer kwam in het heetst van de strijd vaker terecht bij mensen die niet gewoon zijn om het vervoer te organiseren. Er waren geen duidelijke protocollen en heel veel stakeholders hielden er uiteenlopende visies op na. “Op de piek hebben we hier ettelijke uren over gediscussieerd”, aldus Cloet. “Hoe pakken we het vervoer tussen ziekenhuizen en woonzorgcentra aan? En wat met een rit tussen het ziekenhuis en de thuissituatie? De denkoefening is zeker nog niet ten einde. Integendeel. We zullen hier de nodige lessen uit trekken en zorgen dat we op dit vlak bij een volgende gezondheidscrisis beter voorbereid zijn.”

Zorgnet-Icuro is vragende partij voor het uitwerken van een kader voor zowel dringend als niet-dringend ziekenvervoer , en met wetenschappelijk onderzoek als basis. Die analyse moet een reeks richtlijnen voortbrengen waarbinnen het patiëntenvervoer goed kan samenwerken met bijvoorbeeld woonzorgcentra en ziekenhuizen. Ook voor  het vervoer tussen de ziekenhuizen is er nood aan duidelijkheid. Een duidelijk kader dat de druk van de ketel haalt en alle belanghebbenden ten goede komt, van ziekenwagendienst en zorginstelling tot de individuele patiënt.


Domus Medica: “Nood aan vlottere toegang tot niet-dringend patiëntenvervoer”

Ook huisartsen moeten af en toe patiëntenvervoer regelen. Is er een urgent medisch probleem, dan bellen ze uiteraard 112. Maar in heel wat gevallen is het niet-dringend patiëntenvervoer de aangewezen keuze. In praktijk blijkt het niet zo eenvoudig. “Het tijdrovende kluwen om een rit te plannen, brengt stress teweeg. Voor huisarts en patiënt.”

Hoogdringendheid en/of de slechte gezondheidstoestand van de patiënt blijven de doorslaggevende factor om dienst 112 te bellen. Toch zijn er nog parameters die meespelen. De ambulanciers voor dringend patiëntenvervoer hebben andere kwalificaties en dat maakt het soms meer aangewezen, ook in gevallen waar tijd minder cruciaal is. En dan is er nog een grijze zone, waar het beslissen tussen beide opties vaak lastiger is. Ook voor huisartsen. Een tussencategorie waar praktische overwegingen de doorslag kunnen geven.

Dr. Roel Van Giel, voorzitter van Domus Medica, legt uit. “Een niet-dringend patiëntenvervoer regelen is complex. Het begint met het zoeken bij welke mutualiteit een patiënt aangesloten is, gevolgd door een zoektocht naar wie je kunt bellen om het patiëntenvervoer te organiseren. Dit neemt vaak veel tijd in beslag. Tijd die je als huisarts niet altijd hebt. Bovendien is het rondbellen en uitpluizen van de specifieke situatie een extra stressfactor voor de patiënt. Die is al zenuwachtig voor zijn – vaak onverwachte – opname of consultatie in het ziekenhuis. Hij moet zijn papieren zoeken en dan nog eens de onzekerheid over zijn vervoer erbij nemen. Op zo’n moment lijkt 112 bellen al snel een beter alternatief, maar dat kan natuurlijk de bedoeling niet zijn.”

Met respect voor het beroepsgeheim

Het organiseren van dringend of niet-dringend patiëntenvervoer mag dan in veel opzichten verschillen, in beide gevallen geeft de huisarts een briefing mee. Hetzij op papier, als een patiënt alleen wacht op zijn niet-dringende rit, hetzij mondeling aan de dienst 112. Het lijkt misschien evident. Wie een patiënt vervoert, moet zijn toestand kennen. Maar zo simpel is het niet. “Wat is cruciale informatie en vooral: hoeveel kan je meedelen aan de ambulanciers zonder je medisch beroepsgeheim te schenden?”, schetst dr. Van Giel. “Geschoold MUG-personeel geef je uiteraard een volledige briefing. Daar is er geen probleem. Moeilijker is het wanneer je een briefing moet voorzien voor personen die geen medische scholing kregen. Telkens opnieuw is het een grondige afweging welke elementen je aan wie meedeelt. Afhankelijk van het soort vervoer en de uitvoerders.”

Die briefing specifieert vaak ook waar ambulanciers op moeten letten tijdens het vervoer. Hoe kan de toestand van de patiënt evolueren? En vooral: wanneer moeten ze gespecialiseerde hulp inroepen? Tijdens een rit kan de dringendheid van het vervoer plots wijzigen. Dan is een snel en correct handelen cruciaal. Zelf de eerste hulp toedienen, maar vooral gespecialiseerde hulp oproepen. Logisch dus, dat een huisarts graag zijn tijd neemt om de vervoersdienst goed te briefen, met respect voor zijn medisch beroepsgeheim.

“Voorkomen dat dienst 112 overbelast wordt door niet-dringende ritten.”

Eén centraal nummer

“Het kunnen bellen op één centraal nummer zou de taak van de huisarts aanzienlijk vergemakkelijken en de patiënt adequaat verder helpen”, vult dr. Van Giel verder aan. Belgambu merkt op dat er momenteel in de provincie Limburg een Europees project loopt om een Centraal Mobiliteitsplatform uit te werken. Het doel is een intelligente dispatching vorm te geven, die beschikbare patiëntenvervoersmiddelen dynamisch inzet zodat het niet-dringend patiëntenvervoer efficiënt georganiseerd wordt. Eén contactnummer dus voor niet-dringend patiëntenvervoer, net zoals de dienst 112 vandaag. Met nadien ook een mogelijke uitrol over de andere provincies.

Dr. Van Giel draagt het idee alvast een warm hart toe. Temeer omdat de vraag naar niet-dringend patiëntenvervoer in de toekomst alleen maar zal toenemen. “Deels door de verouderende bevolking, deels door de centralisering van de ziekenhuizen. Die verbetert de kwaliteit van de zorg, maar vergroot ook het aantal kilometers die gemiddeld moeten afgelegd worden voor een consultatie of een behandeling. En wie ouder wordt, kan zijn vervoer vaker niet zelf meer regelen. Een centraal contactnummer en een efficiënte planning van het niet-dringend patiëntenvervoer hebben een bijkomend indirect voordeel: ze voorkomen dat het dringend patiëntenvervoer overbelast wordt en dat patiënten in kritieke toestand snel de gespecialiseerde hulp krijgen die ze nodig hebben.”
“Het niet-dringend patiëntenvervoer is een belangrijk element van de zorgketen”, vindt dr. Van Giel. “Voor veel patiënten is dit type vervoer noodzakelijk voor de toegang tot de zorg. Hoe laagdrempeliger we dit kunnen maken, hoe beter voor iedereen. Ook voor ons als huisartsen zal een beter georganiseerd patiëntenvervoer een grote stap vooruit zijn, om onze patiënten nog vlotter te ondersteunen in hun zorgnoden.”


“Meer maatwerk nodig voor vervoer van kankerpatiënten”

Hoe beleven oncologische patiënten het vervoer van en naar het ziekenhuis? Welke invloed heeft die verplaatsing op het totaalplaatje van de behandeling? En vooral: waar kan het beter? Kom op tegen Kanker zocht een antwoord op die vragen. Ze bevroegen meer dan tweehonderd patiënten en vertaalden de bevindingen naar een reeks concrete aanbevelingen, voor de beleidmakers en voor de mensen op het terrein.

Een kankerpatiënt moet vaak frequent naar het ziekenhuis. Voor radiotherapie zijn bijvoorbeeld een dertigtal sessies, en dus evenveel ritten, geen uitzondering. De kwaliteit van het vervoer heeft dan ook een grote impact op hoe hij of zij de behandeling beleeft. Reden genoeg voor Kom op tegen Kanker (KOTK) om die patiëntenervaring in kaart te brengen via een enquête. Niet alleen om zicht te krijgen op de huidige situatie. Ook – en misschien vooral – om de pijnpunten de detecteren en de ruimte voor verbetering te definiëren.

Nood aan duidelijke communicatie

Ruim tweehonderd respondenten vulden de vragenlijst in. Het leverde een breed scala aan verhalen op. “De reacties waren erg uiteenlopend, ongeveer evenveel positieve als negatieve”, gaat Els Meerbergen, expert Kankerzorg bij KOTK, van start. “Bij de negatieve ervaringen zitten evenwel schrijnende voorbeelden. Patiënten die na een behandeling lang moeten wachten op hun vervoer of waar zelfs niemand komt opdagen. Bijna vijftien procent gaf een dergelijk voorbeeld. Een pijnlijk gegeven, waarbij goede communicatie al een groot verschil zou maken. Ik denk dan aan een seintje als de vervoerdienst in de file staat of wanneer er iets wijzigt in de planning. Zodat de patiënt niet nodeloos moet wachten of in extremis zelf ander vervoer moet regelen.”

Ook bij de facturatie is er een gebrek aan transparantie. Soms gaat het om hoge bedragen en ontbreken alle details van hoe de kost berekend is. Els Meerbergen: “De kostprijs is één ding, maar vooral het gebrek aan kennis van de prijzen en de complexiteit van de tussenkomsten van de mutualiteiten zijn pijnpunten. Een platform met alle mogelijkheden – van individueel liggend patiëntenvervoer tot collectief personenvervoer of vrijwilligersvervoer – en de bijbehorende kostprijs zou al een verbetering zijn. Een overzichtelijke manier voor patiënten om alle info te vergaren en zelf te kiezen welk type vervoer het best bij hun noden en wensen aansluit. Of een combinatie te maken van verschillende opties. Collectief vervoer naar de therapie en een individuele rit terug naar huis, bijvoorbeeld. In combinatie met een gedetailleerde factuur met het aantal kilometers, eventueel verpleegkundige begeleiding, de datum van de ritten en zo meer.”

“Patiëntenvervoer is een schakel binnen het oncologisch zorgpad.”

Gebrek aan visie

Uit de studie vloeit een reeks onderbouwde aanbevelingen voort. Onder meer aan beleidsmakers. “Er ontbreekt een algemene visie op het patiëntenvervoer,” benadrukt Els, ”waarbij de verdeling van de bevoegdheden tussen het federale en regionale niveau het extra ingewikkeld maakt. Een kader dat alle betrokken diensten een duidelijke houvast biedt. Die gedeelde visie moet ervoor zorgen dat een patiënt met kennis van alle opties kiest wat voor hem of haar het beste werkt. Is het contact met lotgenoten onderweg een meerwaarde of net een ballast? Is zitten of net liggen comfortabeler? Het is, net als de volledige kankertherapie, maatwerk.”

Zo wordt patiëntenvervoer een inherente schakel binnen het oncologisch zorgpad. Een element dat zo vroeg mogelijk in het traject van de patiënt ingebouwd wordt. Door een zorgverlener al bij aanvang te laten polsen naar de eigen vervoersmogelijkheden en mogelijke alternatieven aan te reiken, verlaagt de drempel naar behandeling. Het vermijdt dat mensen de behandeling niet aanvatten, uit schrik om bijvoorbeeld hun kinderen te ‘belasten’ met het vervoer van en naar het ziekenhuis. Tegelijk neemt het een deel van de stress en organisatie rond de therapie uit handen van de patiënt. Een win-win.

Belgambu aan het roer

De ervaring leert dat beleid maken op vlak van patiëntenvervoer vaak moeizaam loopt en lang duurt. Een decreet voor het zittend- en rolstoelpatiëntenvervoer, zoals er een is voor de kwaliteit van het niet-dringend liggend patiëntenvervoer, verleent de patiënt alvast duidelijke rechten.

Al in 2016 formuleerde Belgambu hierover voorstellen. In oktober van dit jaar stelde Belgambu voor om, samen met de relevantste partijen, de beproefde formule van een ‘protocolakkoord’ met minimale kwaliteitsnormen te hanteren voor het zittend- en rolstoelpatiëntenvervoer. Het beleid volgt hopelijk.

De uitgebreide resultaten van het onderzoek en alle aanbevelingen voor de toekomst van het patiëntenvervoer lees je op www.komoptegenkanker.be.


Al twintigtal audits uitgevoerd voor de vergunningen NDLZ

Het decreet voor de verplichte vergunning voor het niet-dringend liggend ziekenvervoer (NDLZ) treedt op 1 januari 2021 in voege. Vinçotte, voorlopig de enige gemachtigde organisatie om deze audit uit te voeren, blikt met expert Yves Dejaegher terug op de eerste audits.

Zonder audit kan het Agentschap Zorg & Gezondheid een ambulancedienst geen vergunning verlenen. En zonder vergunning mag een organisatie vanaf 1 januari 2021 dan ook geen NDLZ meer uitvoeren. Vinçotte voert sinds februari 2020 audits uit, als onafhankelijke controleorganisatie die de kwaliteit binnen het NDLZ waarborgt. “Dat was een van de pijlers in het decreet. De hele sector was hier zelf ook een grote voorstander van”, zegt Yves Dejaegher van Vinçotte.

Geen evidente switch

Yves Dejaegher is al meer dan dertig jaar actief in de sector van het dringend en niet-dringend patiëntenvervoer en zelfs voor hem was die eerste audit spannend. “Het intern opstartwerk van de audits was best intensief, waardoor we ook zeer goed beseften dat ziekenwagendiensten veel voorbereidingswerk hadden”, vertelt Yves. “Tijdens mijn eerste audit bij Ambulance ASF uit Aalst stelde ik meteen vast hoe ernstig ze daar met de vergunning bezig zijn. Dan weet je meteen dat de sector aan de vooravond van een grote kwaliteitsstap staat.”

Yves Dejaegher gaat verder: “Ziekenwagendiensten zijn vaak kleine kmo’s die ongelooflijk gemotiveerd zijn om mensen te helpen. Ze werkten hard en er waren weinig regels. Nu moet ze meer volgens procedures werken en wordt alles beter gedocumenteerd. En dat is geen evidente switch.”

Voorbereiding is alles

Yves Dejaegher ondervond dat de grootste uitdaging het neerschrijven van de dagelijkse taken is. “Het is vaak te beknopt of onvolledig”, zegt hij. “Daarom geef ik graag enkele tips mee voor een goede voorbereiding. Zorg er bijvoorbeeld steeds voor dat een procedure voorzien is van een begin- en einddatum en dat deze ondertekend is door de betrokken verantwoordelijke.”
Ziekenwagendiensten gebruiken veel verschillende producten om onder meer de ziekenwagens te reinigen en ontsmetten. “Soms ontbreekt de kennis over welk product in welke dosis gebruikt moet worden en welke gevaren hieraan verbonden zijn”, zegt Yves. “Zorg er dus voor dat deze informatie goed uitgeschreven en beschikbaar is voor de medewerkers. Tot slot, als je een verzekering voor een ziekenwagen afsluit, sluit die dan ook af voor alle personen die je vervoert. Ook als deze personen op een brancard liggen. Dit controleren we.”
Wanneer ziekenwagendiensten bijna klaar zijn voor de audit adviseert Vinçotte om een proefcontrole te doen. “Zo neem je de laatste twijfels weg en je weet meteen waar de verbeterpunten zitten. Die pak je dan gericht aan nog voor de echte audit plaatsvindt. Er komt heel wat bij kijken. Wacht dus niet tot de laatste weken om alles in orde te brengen.”


De grote en kleine verhalen op Spoed

Met de nieuwe docuserie De MUG brengt VTM de adrenaline van een echte interventie naar televisiekijkend Vlaanderen. Het programma geeft een blik achter de schermen van het ZNA Stuivenberg. Op de spoedafdeling én in de ziekenwagen.

Een val van grote hoogte, een baby in ademnood of een CO-intoxicatie. Een aflevering van De MUG is even veelzijdig als een dag op de spoeddienst van het ZNA. En zo hoort het ook, vindt medisch diensthoofd Kurt Anseeuw. “Het programma schept een realistisch beeld van ons werk. Er is gefilmd tijdens echte interventies, met alle grote en kleine verhalen die we dagelijks tegenkomen.”

Onder het oog van de camera

De cameraploeg van De MUG volgde het spoedteam over een periode van negen maanden. Eerst voelde het wat onwennig voor de verpleegkundigen, ambulanciers en artsen. “In het begin besef je dat je gefilmd wordt”, zegt dokter Anseeuw. “Na verloop van tijd wordt het een deel van je dagelijks handelen. Er stond niet altijd een grote camera op ons gericht. Veel is geregistreerd via kleine bodycams. Ook belangrijk om ons werk uit te voeren zonder gehinderd te worden.”

De makers van Helden van Hier klopten zelf aan bij ZNA met de vraag om een reeks te maken. Met eerdere docureeksen over de brandweer, politie en hulpdiensten is het productiehuis goed thuis in het dagelijkse reilen en zeilen op de werkvloer. Bij ZNA waren ze meteen voor het idee te vinden. “Mits goede afspraken natuurlijk”, benadrukt het medisch diensthoofd. Niet alle patiënten en personeel wensten gefilmd te worden. De communicatie- en juridische dienst van het ziekenhuis, FOD Gezondheid en de Orde der Artsen waakten mee over hun privacy.

“Gefilmd met een realistische blik op echte interventies.”

Educatieve meerwaarde

Meewerken aan een documentairereeks brengt in het heetst van de strijd uitdagingen met zich mee. Tegelijk biedt het kansen. Zo krijgen mensen een unieke inkijk op de spoeddienst, de ambulance en MUG. Het is ook een platform voor advies aan tv-kijkend Vlaanderen. Kurt Anseeuw: “Doorheen de reeks kaarten we een aantal uitdagingen aan. Mensen zien letterlijk het belang van de weg vrijmaken voor een prioritair voertuig. Ze leren hoe ze CO-intoxicatie kunnen voorkomen. We tonen hen dat ze voor bepaalde ziektes of verwondingen niet per se naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis gebracht worden. En dat op een intuïtieve manier doorheen de afleveringen.”

Volledige spectrum in beeld

Waarom het productiehuis precies ZNA Stuivenberg aansprak voor De MUG kan dokter Anseeuw niet met zekerheid zeggen. “Wellicht zit onze veelzijdigheid als spoeddienst er voor iets tussen”, zegt hij. “We zijn een van de weinige ziekenhuizen die zowel een ziekenwagen, PIT-team als MUG hebben. Daarnaast hebben we ook onze expertise met brandwondenzorg, klinische toxicologie en traumazorg, onder andere door onze link met de Antwerpse haven. Kijkers krijgen meteen een breed beeld van de spoedeisende hulp. Het resultaat is wat ons betreft absoluut geslaagd.”