“Dialysevervoer is deel van de zorg, geen mobiliteitsprobleem”

Duizenden dialysepatiënten moeten drie keer per week naar het ziekenhuis voor hun behandeling. Velen van hen zijn voor hun verplaatsingen afhankelijk van anderen en moeten een beroep doen op een vervoersorganisatie. De organisatie van deze ritten is een fikse uitdaging en dat blijkt ook uit de tevredenheidsscores van deze patiënten voor hun vervoer. “Dat kan en moet beter”, daarover zijn NBVN en GNFB, de beroepsorganisaties van de nefrologen, en Belgambu het eens.

Als beroepsvereniging en belangenbehartiger van de patiënten verwierf de Nederlandstalige Belgische Vereniging voor Nefrologie (NBVN) inzicht in de ervaring van dialysepatiënten bij hun zorgtraject met de Patiëntenmonitor Dialyse 2021. Daaruit bleek een vrij goede algemene tevredenheid. De beoordeling door de patiënten van de wachttijden en het vervoer was echter een stuk slechter. Een goed moment dus om samen met Belgambu aan tafel te schuiven en actief aan de slag te gaan met dit aandachtspunt.  “Dat transport is een belangrijk onderdeel van de zorg”, benadrukt Jean-Marc Desmet, voorzitter van de Groupement des Néphrologues Francophones de Belgique (GNFB), de Franstalige tegenhanger van NBVN. “Vandaag wordt het  helaas vaak ervaren als een extra problematiek bovenop de ziekte en de dialyse, zowel financieel als organisatorisch. Veel ruimte voor verbetering dus.”

Een complexe puzzel met onvoldoende flexibiliteit

In Vlaanderen worden de ritten voor dialysepatiënten procentueel verdeeld tussen de verschillende vervoersorganisaties via Mutas en i-mens. In Wallonië zijn het vooral ziekenfondsen, particuliere vervoerders en sommige ziekenhuizen zelf die het vervoer verzorgen voor dialysepatiënten die dat nodig hebben. Toch zit het  probleem in beide landsdelen vooral in een gebrek aan flexibiliteit en te veel willekeur. Gert Meeus, voorzitter NBVN: “Na een zware behandeling moeten dialysepatiënten vaak lang wachten op hun vervoer. Bovendien neemt de patiëntenvervoerder soms meerdere patiënten mee en is de verdeling van de ritten zelden geoptimaliseerd. Daardoor rijdt men in het patiëntenvervoer veel kilometers om en zit de dialysepatiënt veel langer dan nodig, en wenselijk, in het voertuig. Een betere organisatie van dit essentiële transport zou de kwaliteit van de zorg ongetwijfeld meteen verbeteren.” Vragen aan de bevoegde minister om hiermee aan de slag te gaan, blijven voorlopig onbeantwoord. Nochtans zijn enkele denkpistes al snel gevonden. “Hybride systemen kunnen een meerwaarde bieden”, oppert Belgambu-voorzitter Kenneth Arkesteyn. “Afhankelijk van de toestand en de zorgnoden van de individuele dialysepatiënt kan men het meest aangewezen type vervoer kiezen: ofwel is het patiëntenvervoer (vervoer met ambulancier niet-dringend patiëntenvervoer) ofwel is het personenvervoer (taxi). Zo zetten we de capaciteit slim en optimaal in. Bovendien staan we nog steeds achter het idee van een intelligente dispatching. Het EFRO-project bewees in Limburg het potentieel van dit systeem, voor het patiëntenvervoer in het algemeen en zeker ook bij chronische aandoeningen, zoals nierlijden. Via een centrale dispatching worden ritten dan continu herbekeken en herpland waar nodig of wenselijk. Helaas is het pilootproject afgevoerd en gebeurt er voorlopig niets meer met dat idee. Een gemiste kans, als je het ons vraagt.”

Volgens de nefrologen moet Mutas de handen in elkaar slaan met de dialysecentra om dit aspect van het zorgtraject aangenamer te maken. Dat heeft bovendien opnieuw een positieve impact op de dialyse zelf. Soms komen patiënten te laat en is de volledige planning van het centrum in de war. Of geraakt een patiënt zelfs helemaal niet op zijn afspraak. En dat is uiteraard nefast voor de gezondheid. “We moeten streven naar een vervoersplan voor elk dialysecentrum, op maat van de patiënten en hun gezondheidstoestand”, vindt Gert Meeus. “Daar willen wij gerust, samen met Belgambu, onze schouders onder zetten. Vervolgens kan Mutas hiermee aan de slag voor de optimale verdeling van zijn ritten.”

Belangrijke groep chronisch zieken

Uiteraard verdient elke patiënt kwaliteitsvol en zo aangenaam mogelijk vervoer. Voor chronisch zieken weegt dit evenwel nog zwaarder door, omdat ze zo frequent gebruik moeten maken van deze dienstverlening. “En daarbij krijgen dialysepatiënten helaas weinig aandacht, vergeleken met bijvoorbeeld diabetici of oncologische patiënten”, vinden Desmet en Meeus. “De groep dialysepatiënten is kleiner in aantal, maar het gaat in ons land toch om een groep van 8.000 zwaar zieke mensen. Zij zijn voor hun overleving van hun vervoer afhankelijk. Het aantal dialysepatiënten stijgt bovendien nog elk jaar. Dat maakt de nood aan een verbetering van de organisatie van kwalitatief dialysevervoer alleen maar groter.”

Betaalbaar en kwalitatief dialysevervoer dus, daar draait het om. Want de dialyse stopt niet wanneer de naald uit de arm van de patiënt is. “Het begint en eindigt aan de deur van de patiënt”, benadrukt Gert Meeus. “We moeten vermijden dat er bijkomende financiële zorgen bovenop de behandeling komen omwille van het patiëntenvervoer. Chronische ziekte maakt arm en armoede maakt chronisch ziek. Die cirkel moeten we samen doorbreken.”


Gezamenlijk schrijven wacht op antwoord

Naar aanleiding van de tevredenheidsenquête en de vervoersproblematiek richtten NBVN en GNFB een gezamenlijk schrijven aan Vlaams gezondheidsminister Crevits, ook ondertekend door het Vlaams Patiëntenplatform en Belgambu. De vraag was duidelijk: onderneem actie. De beroepsverenigingen hopen op een positief antwoord. “Ondertussen blijven we evenwel niet op onze lauweren rusten”, zeggen de voorzitters overtuigd. “We slaan graag de handen in elkaar met Belgambu om proactief voorstellen op tafel te leggen.”