Mutualiteiten en patiëntenvervoerders: medestanders verbonden door een duidelijk doel

“Het patiëntenvervoer wordt al te vaak stiefmoederlijk behandeld. Nochtans is het onontbeerlijk”, vindt Paul Callewaert, algemeen secretaris van het Nationaal Verbond van Socialistische Mutualiteiten (NVSM). Net daarom is de dialoog tussen mutualiteiten en de patiëntenvervoerders zo belangrijk. Maar ook de overheid heeft een rol te spelen. Wat betreft kwaliteit en wat betreft toegankelijkheid.

Paul Callewaert is meteen duidelijk: “Niet-dringend patiëntenvervoer is niet zomaar een schakel in de zorg. Het is de start en het einde van een behandeling, maar ook een tussenschakel. Denk maar aan interhospitaal vervoer. Bij dringend patiëntenvervoer (112) is het zelfs even noodzakelijk als een chirurgische ingreep. Het wordt dus ten onrechte stiefmoederlijk behandeld.” Toch gelooft de algemeen secretaris van het Nationaal Verbond van Socialistische Mutualiteiten dat we op een momentum staan. Want het belang aan goed georganiseerd en kwaliteitsvol patiëntenvervoer zal aan belang toenemen, door onder meer de netwerkvorming, de referentiecentra en door meer ‘thuishospitalisaties’. De patiënt moet van a naar b geraken, zonder gezondheidsrisico’s.

Daarnaast speelt ook de toegang tot zorg een rol. Die moet steeds gevrijwaard worden en op de juiste plaats en het juiste moment aangeboden worden. De regelgeving omvat al de basis van veiligheid, comfort, welzijn, transparantie en fysieke-emotionele integriteit van de zorgvrager. Maar de financiële discussie is nog niet afgelopen. “Net zoals de discussie over kwaliteitsvolle dienstverlening in het niet-dringend patiëntenvervoer”, zegt Callewaert. “Het is logisch dat daar een prijskaartje aan vasthangt. Op het niveau van de deelstaten wordt hard gewerkt aan een evenwicht tussen het stellen van kwaliteitseisen en welk type vervoer je daaraan koppelt. Kwaliteit leveren doe je overigens niet enkel tijdens het transport. Dat start al bij de intake en bij goede, heldere communicatie naar de patiënt toe. Stel dat voor medische begeleiding door bijvoorbeeld een arts een bijkomende kost wordt aangerekend, wees dan transparant in die tarieven.”

Toegang tot zorg en transport

Financieel knellen er meerdere schoentjes, zeker op het niveau van de deelstaten en dus op het niveau van het niet-dringend vervoer. Want de Vlaamse overheid stelt wel kwaliteitseisen, maar koppelt er geen financiering aan. “Ze onttrekken zich aan hun verantwoordelijkheden”, vindt Paul. “Vlaanderen doet alsof het niet-dringend vervoer niet bestaat. Het is er onverantwoord en ondraaglijk stil. Iedereen moet zijn duit in het zakje doen, vooral ten gunste van de patiënt. Die moet bediend worden tegen billijke vergoedingen zodat ieder type vervoer gegarandeerd blijft. Daarvoor moet gekeken worden naar een overeenstemming van de kosteninschatting en de beschikbare financiële middelen. Zijn die laatste wel voldoende? Vlaanderen steekt de kop in het zand en schuift de hete aardappel altijd door naar de mutualiteiten die zelf op hun tandvlees zitten. En de juiste deur om aan te kloppen blijft gesloten. Moest de Vlaamse overheid haar verantwoordelijkheid nemen, is al een deel van het probleem opgelost.”

Kenneth verwijst opnieuw (zie ook Bam #1) naar de nood aan maatschappelijke solidarisering in het niet-dringend patiëntenvervoer. Eerst de kosten inzichtelijk maken, vervolgens de tarieven bespreken en dan nagaan hoe de toegankelijkheid voor de patiënten te verzekeren. Tot op heden werd er omgekeerd gewerkt. “Ook al is het niet-dringend patiëntenvervoer wettelijk gezien een handelsactiviteit, we moeten het zien als een vorm van  ‘sociale economie’. Werken met een marge is daar ook niet wereldvreemds. De marges dienen om te investeren in innovatie of om een buffer aan te leggen voor onvoorziene omstandigheden of tegenslagen.”, zegt Kenneth. “Het sluitstuk van een duurzaam patiëntenvervoer is het zo belangrijke toegankelijkheidsaspect. Hoe organiseren we dit? Want een toegangsticket tot zorg is vaak heel duur. Een zwaar verbrande patiënt die van Aarlen naar Neder-over-Heembeek gebracht moet worden onder begeleiding van een arts en een verpleegkundige kost om en bij de 2.000 euro. Als patiënt moet je die som wel kunnen neertellen vooraleer je een beroep kan doen op de maatschappelijke solidarisering die start wanneer je aankomt in het brandwondencentrum.”

Duidelijke definitie

Om de vraagstukken die op tafel liggen op te lossen is in Vlaanderen een tripartite nodig: de mutualiteiten, de patiëntenvervoerders en de Vlaamse overheid. De eerste vraag die moet opgelost worden is wat patiëntenvervoer wel en niet is en wie welk terrein voor zijn rekening neemt. “Vervoer zonder gezondheidsrisico’s en zonder de nood aan een begeleidende mantelzorger zijn voorbeelden van sociaal personenvervoer, ze kunnen door vrijwilligers uitgevoerd worden”, zegt Paul. “Voor patiëntenvervoer zijn normen nodig. Het gaat om personen die zorg of begeleiding nodig hebben om risico-arm ter plaatse te geraken.” Kenneth gaat nog een stap verder: “De toestand van de patiënt, zelfredzaamheid, comfort en veiligheid zijn de parameters. Al kan patiëntenvervoer ook ‘hybride’ zijn. Wie voor een dialyse naar het ziekenhuis gaat, loopt veel minder risico. Dat kan als personenvervoer. Na de behandeling zijn er verhoogde risico’s en valt het onder patiëntenvervoer. Verstandig omgaan met de middelen is de boodschap.”

Net daar schuilt de meerwaarde van Belgambu. Paul besluit hoopvol: “Jullie beroepsorganisatie gaat steeds bemiddelend te werk en stimuleert overleg. Julie werken samen aan een visie en aan de bescherming van de patiënt. Zowel op het vlak van kwaliteit als op het vlak van toegankelijkheid. En zo zal Vlaanderen hopelijk ook een bijdrage leveren. Als we met alle partijen een dialoog kunnen aanhouden, komen we er wel.”