Koninklijk besluit tot vaststelling van de modaliteiten en de voorwaarden voor de toekenning van de toelage bedoeld in artikel 3ter van de wet van 8 juli 1964 betreffende de dringende geneeskundige hulpverlening

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU

6 DECEMBER 2018. – Koninklijk besluit tot vaststelling van de modaliteiten en de voorwaarden voor de toekenning van de toelage bedoeld in artikel 3ter van de wet van 8 juli 1964 betreffende de dringende geneeskundige hulpverlening

FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 8 juli 1964 betreffende de dringende geneeskundige hulpverlening, artikel 3ter, ingevoegd bij de wet van 24 juli 2008 en vervangen bij de wet van 10 april 2014;

Gelet op het koninklijk besluit van 4 september 2014 tot vaststelling van de modaliteiten en de voorwaarden voor de toekenning van de toelage bedoeld in artikel 3ter van de wet van 8 juli 1964betreffende de dringende geneeskundige hulpverlening;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 1 oktober 2018;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 5 november 2018;

Gelet op advies nr. 64.419/2 van de Raad van State, gegeven op 7 november 2018, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :1° de wet: de wet van 8 juli 1964 betreffende de dringende geneeskundige hulpverlening;2° ambulancedienst : de ambulancedienst bedoeld in artikel 5 van de wet;3° ziekenwagenteam : team van minstens twee hulpverleners-ambulanciers, die gemachtigd zijn om dit beroep uit te oefenen conform de artikelen 65 en 66 van de gecoördineerde wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen en artikel 6ter, § 2, van de wet;4° ziekenwagen: voertuig, gebruikt door de ambulancedienst om op aanvraag van de aangestelde van het eenvormig oproepstelsel te worden ingezet in het kader van de wet;5° permanentieplaats: adres waar de permanentie bedrijvig is om de interventie, toevertrouwd door de aangestelde van het eenvormig oproepstelsel, te kunnen garanderen;6° permanentie: ziekenwagenteam en een ziekenwagen die op een permanentieplaats bedrijvig zijn.Er wordt een permanentie op één vaste plaats door één enkele ziekenwagendienst georganiseerd;7° FOD Volksgezondheid : de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu;8° de minister : de minister bevoegd voor Volksgezondheid.

Art. 2.§ 1. Een toelage bedoeld in artikel 3ter van de wet wordt jaarlijks toegekend aan de ambulancediensten die zijn opgenomen op een door de minister vastgestelde lijst. § 2. Binnen de toelage zoals bedoeld in paragraaf 1, wordt er een bedrag gereserveerd om een eventuele daling van de inkomsten per interventie voor de jaren 2019, 2020 en 2021 ten opzichte van het jaar 2017 te compenseren: De inkomsten per interventie van een ambulancedienst in 2017 worden berekend door de som te nemen van de onderstaande 1° en 2° :1° de subsidie van de ambulancedienst, toegekend op basis van het ministerieel besluit van 15 mei 2017 houdende uitvoering van het koninklijk besluit van 4 september 2014 tot vaststelling van de modaliteiten en de voorwaarden voor de toekenning van de toelage bedoeld in artikel 3ter van de wet van 8 juli 1964 betreffende de dringende geneeskundige hulpverlening voor de periode van 1 januari 2017 tot 31 december 2017, gedeeld door het totale aantal interventies dat in 2017 werd uitgevoerd door die dienst;2° de bedragen gefactureerd in 2017 door die ambulancedienst na toepassing van het koninklijk besluit van 7 april 1995 houdende vaststelling van het tarief voor het vervoer per ziekenwagen van de personen bedoeld in artikel 1 van de wet van 8 juli 1964 betreffende de dringende geneeskundige hulpverlening, zoals laatst gewijzigd door het koninklijk besluit van 26 april 2007, gedeeld door het totale aantal interventies dat in 2017 werd uitgevoerd door die dienst.De inkomsten per interventie van de jaren 2019, 2020 en 2021 van een ambulancedienst worden berekend door de som te nemen van de onderstaande 1° en 2° :1° de subsidie van de ambulancedienst van het jaar 2019, 2020 of 2021 na toepassing van dit besluit, gedeeld door het totale aantal interventies van het jaar voorafgaand aan een van die jaren, uitgevoerd door die dienst;2° het forfaitaire bedrag gefactureerd per interventie in 2019, 2020 of 2021 door de ambulancedienst na toepassing van het koninklijk besluit van 28 november 2018 betreffende de facturatie naar aanleiding van een tussenkomst dringende geneeskundige hulpverlening door een ambulancedienst;Als de inkomsten per interventie van de jaren 2019, 2020 of 2021 van een ambulancedienst lager zijn dan de inkomsten per interventie 2017 van een ambulancedienst, wordt er een compensatie toegekend.

De compensatie is gelijk aan het verschil tussen de inkomsten per interventie 2017 van een ambulancedienst en de inkomsten per interventie van een van de jaren 2019, 2020 of 2021 van een ambulancedienst, vermenigvuldigd met het aantal interventies van het jaar voorafgaand aan een van die jaren.

Voor het bedrag van het verschil dat resulteert uit de vaststelling van inbreuken in toepassing van artikel 7 vindt geen compensatie plaats.

De minister bepaalt de nadere regelen voor de toepassing van deze paragraaf.

Art. 3.De toelage bedoeld in artikel 2 bestaat enerzijds uit een maximaal bedrag door de minister toegekend in geval van interventie van een permanentie van een ambulancedienst, op aanvraag van de aangestelde van het eenvormig oproepstelsel, conform artikel 5 van de wet, waarvan de modaliteiten worden bepaald door de minister en, anderzijds, uit een maximaal bedrag dat door de minister voor elke permanentie wordt toegekend, dat dient om gedeeltelijk de activiteit van de permanentie van de ambulancedienst te dekken en waarvan de modaliteiten worden bepaald door de minister.

Art. 4.De toelage bedoeld in artikel 2 is gericht op de ondersteuning van de volgende prestaties in het kader van de wet:1° de medewerking aan de dringende geneeskundige hulpverlening, conform de wet en haar uitvoeringsbesluiten;2° de uitvoering van minstens één permanentie;3° de registratie van de opdrachten bedoeld in artikel 5 van de wet.

Art. 5.§ 1. De ambulancediensten sluiten een overeenkomst met de FOD Volksgezondheid, Directoraat-generaal Gezondheidszorg, voor hun medewerking aan de dringende geneeskundige hulpverlening. De overeenkomst kan geen kwesties regelen die verband houden met essentiële elementen uit het toelagesysteem bedoeld in artikel 2. § 2. Elke permanentie maakt het voorwerp uit van een specifieke bijlage bij de overeenkomst.

In de overeenkomst worden de exacte details van de permanentie conform de regels bedoeld in artikel 4 vermeld. § 3. Elke ambulance is vermeld in de bijlage bij de overeenkomst en dient erkend te zijn volgens de criteria vastgelegd in deze overeenkomst.

Art. 6.§ 1. De toelage bedoeld in artikel 2 wordt in een eenmalige schijf betaald en de regels voor de storting worden jaarlijks door de minister vastgesteld. § 2. Indien een permanentie haar medewerking tijdens het jaar opstart, geeft deze permanentie geen recht op de toelage. Ze zal slechts recht hebben op die toelage vanaf de eerste januari van het volgende jaar, mits een voorafgaande kennisgeving van 3 maanden. § 3. Indien een permanentie haar werking tijdens het jaar stopzet, wordt de toelage berekend op basis van het reële aantal activiteitsdagen. In dit geval ontvangt de dienst 1/365 van de toelage per activiteitsdag. § 4. Om de betaling te ontvangen moet een schuldvordering, ondertekend door de aangeduide verantwoordelijke van de ambulancedienst, worden verstuurd naar de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, Directoraat-generaal Gezondheidszorg. § 5. De schuldvordering dient vergezeld te gaan van de bewijsstukken ter verantwoording van het in artikel 3 bedoelde subsidiebedrag.

Ze moet uiterlijk voor het einde van het referentiejaar worden verstuurd.

De niet-verschuldigde toelagen worden teruggestort aan de Staat binnen drie maanden na de kennisgeving door de FOD Volksgezondheid. § 6. De volgende kosten kunnen recht geven op de toelage toegekend aan de ambulancedienst voor elke permanentie:1° de personeelskosten die nominatief en maandelijks moeten zijn;2° de aankoop van materiaal;3° de werkingskosten.Investeringen kunnen in aanmerking komen indien ze stroken met de doelstellingen van de toelage, maar enkel voor het bedrag van de waardevermindering van het materiaal.

De interesten van leningen kunnen niet in aanmerking worden genomen.

Art. 7.Indien er niet-verantwoorde onbeschikbaarheden worden vastgesteld en er hierop naar behoren wordt gewezen, zal de in artikel 2 bedoelde toelage worden aangepast op basis van het aantal dagen van onbeschikbaarheid, dat wordt berekend conform artikel 6, § 3.

Niet-verantwoorde onbeschikbaarheden zijn onbeschikbaarheden die niet te wijten zijn aan het onderhoud of de herstelling van een of meerdere ambulances van de ambulancedienst.

Art. 8.Het koninklijk besluit van 4 september 2014 tot vaststelling van de modaliteiten en de voorwaarden voor de toekenning van de toelage bedoeld in artikel 3ter van de wet van 8 juli 1964 betreffende de dringende geneeskundige hulpverlening wordt opgeheven.

Art. 9.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2019.

Art. 10.De minister bevoegd voor Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 6 december 2018.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid, M. DE BLOCK