Decreet betreffende de organisatie van het niet-dringende ziekenvervoer

FRANSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

22 FEBRUARI 2018. – Decreet betreffende de organisatie van het niet-dringende ziekenvervoer

De Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie heeft goedgekeurd en Wij, het College, bekrachtigen en vaardigen uit wat volgt :

Artikel 1.Dit decreet regelt, overeenkomstig artikel 138 van de Grondwet, een materie bedoeld in artikel 128 ervan.

Art. 2.Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder:1° “Niet-dringend ziekenvervoer”: elk vervoer over de weg van patiënten tegen vergoeding of niet, van of naar een zorgverstrekker, met inbegrip van vervoer tussen ziekenhuizen, verricht per ambulance of met een lichte ziekenwagen door een gekwalificeerd persoon, met uitzondering van het vervoer bedoeld bij de wet van 8 juli 1964 betreffende de dringende geneeskundige hulpverlening;2° “Patiënt”: elke natuurlijke persoon die gebruik maakt van een aan zijn gezondheidstoestand aangepast niet-dringend ziekenvervoer ;3° “Ambulance”: landvoertuig uitgerust voor het niet-dringend ziekenvervoer van patiënten, in zittende of liggende houding, die tijdens de duur van het vervoer toezicht op hun gezondheidstoestand of zorgverstrekking nodig hebben;4° “Lichte ziekenwagen”: landvoertuig, dat al dan niet uitgerust is voor het vervoer van personen met een beperkte zelfredzaamheid, dat aangepast is voor het niet-dringend ziekenvervoer van patiënten, in zittende houding, die tijdens de duur van het vervoer noch toezicht op hun gezondheidstoestand, noch zorgverstrekking behoeven;5° “Dienst voor niet-dringend ziekenvervoer”: elke natuurlijke of rechtspersoon die op het tweetalige grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een activiteit van niet-dringend ziekenvervoer verricht;6° “Ambulancier”: elke persoon die over de door het Verenigd College bepaalde kwalificaties beschikt;7° “Het College”: het College van de Franse Gemeenschapscommissie;8° “Zorgverleners”: de personen opgesomd in artikel 2 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;9° “De Permanente Overlegcommissie”: adviesorgaan samengesteld uit vertegenwoordigers van sectoren betrokken bij niet-dringend ziekenvervoer, gelast om voorstellen, adviezen en aanbevelingen te formuleren voor het College.

Art. 3.De diensten voor niet-dringend ziekenvervoer :1° waarborgen de fysieke en morele integriteit van de patiënten;2° eerbiedigen het welzijn van de patiënten;3° waarborgen transparantie van de tarieven, enerzijds ten opzichte van de patiënten en anderzijds ten opzichte van het College onder anderen door de toegepaste tarieven op internet te publiceren.

Art. 4.Elke dienst voor niet-dringend ziekenvervoer waarvan de exploitatiezetel zich bevindt op het tweetalige grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die, wegens haar organisatie, beschouwd moet worden als dienst die uitsluitend tot de Franse Gemeenschap behoort, moet erkend zijn overeenkomstig dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan.

Art. 5.§ 1er. – Na advies van de Permanente Overlegcommissie bepaalt het College de erkenningsnormen voor het niet-dringend ziekenvervoer op het tweetalige grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. § 2. – De erkenningsnormen hebben met name betrekking op:1° de voorwaarden betreffende de personeelsleden van de diensten voor niet-dringend ziekenvervoer, waaronder: a) het aantal personen dat aanwezig moet zijn bij elk vervoer in een lichte ziekenwagen;b) het aantal personen met de kwalificaties als ambulancier dat aanwezig moet zijn bij elk vervoer in een ambulance en hun plaats aan boord van de ambulance tijdens het vervoer;c) het soort vervoer waarvoor de aanwezigheid van een arts en/of een verpleegkundige en/of een persoon die over de nodige kwalificatie beschikt om op de patiënt te waken, vereist is en hun plaats aan boord van het voertuig tijdens het vervoer;d) de vereiste kwalificaties van het personeel aanwezig in de ambulances en in de lichte ziekenwagens, de gelijkstellingen met deze kwalificaties en de verplichte bijscholing;2° de kenmerken van de voor het niet-dringend ziekenvervoer aangepaste ambulances die door het College, na advies van de Permanente Overlegcommissie, in categorieën kunnen worden ingedeeld, met name in functie van de kwalificaties van de gezondheidswerker(s) die in het voertuig aanwezig moet(en) zijn, gelet op de gezondheidstoestand van de patiënt, of in functie van het soort voertuig of van het medische materiaal dat moet worden gebruikt;3° de uitrusting, de hygiënische omstandigheden, de technische kenmerken en de buitenkant van de lichte ziekenwagens en ambulances;4° de kenmerken van de werkkledij;5° de regels over de aanduiding en de transparantie van de tarieven en de specifieke vermeldingen die op de factuur moeten voorkomen;6° de verplichtingen inzake de traceerbaarheid van elk uitgevoerd niet-dringend ziekenvervoer, met name de identiteit en de kwalificaties van het betrokken personeel en het soort voertuig dat gebruikt werd;7° de eerbaarheid van de personen die een dienst voor niet-dringend ziekenvervoer beheren;8° de jaarlijkse indiening van een activiteitenverslag door de diensten voor niet-dringend ziekenvervoer;9° het afsluiten van een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid voor de dienst, alsook voor elk van de personeelsleden;10. op advies van de permanente overlegcommissie kan het College de minimale en maximale tarieven, evenals de toegepaste criteria vastleggen voor de berekening van het tarief dat de diensten voor niet-dringend ziekenvervoer aan de patiënten mogen vragen.

Art. 6.De diensten voor niet-dringend ziekenvervoer moeten hun taken ten aanzien van de patiënten uitoefenen met naleving:1° van het principe van de gelijkheid van behandeling, te weten zonder rechtstreekse of indirecte discriminatie op basis van met name statuut, godsdienstige of filosofische overtuigingen, handicap of lichamelijke eigenschap, huidige of toekomstige gezondheidstoestand, leeftijd, burgerlijke staat, gender, seksuele geaardheid, nationale of etnische oorsprong, gezins- of sociaaleconomische toestand;2° van de grondwettelijke en wettelijke rechten en vrijheden van de patiënten waaronder de vrije keuze van de dienst voor niet-dringend ziekenvervoer, met inachtneming van hun gezondheidstoestand;3° van de medische deontologie;4° van de wettelijke verplichtingen inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de uitwisseling van gegevens, in het bijzonder wanneer gevoelige informatie over de gezondheidstoestand van de patiënten behandeld wordt.

Art. 7.§ 1. – Elke dienst voor niet-dringend ziekenvervoer die onder de bevoegdheid van de Franse Gemeenschapscommissie valt, wordt door het College erkend.

Elke erkende dienst moet zijn erkenning door het College vermelden op alle facturen, alsook op elk ander officieel document. § 2. – De erkenning wordt toegekend door het College, op advies van de permanente overlegcommissie, aan de uitbaters van diensten voor niet-dringend ziekenvervoer die aan de door of krachtens dit decreet bepaalde normen voldoen.

De erkenning wordt toegekend voor een periode van zes jaar. Ze kan worden hernieuwd. § 3. – Een voorlopige erkenning wordt verleend aan de diensten voor niet-dringend ziekenvervoer die een eerste erkenning aanvragen en die vooraf een financieel plan voorleggen waaruit blijkt dat zij over de nodige middelen beschikken om het materiaal aan te schaffen en om het vereiste personeel aan te werven.

De voorlopige erkenning wordt toegekend voor een periode van zes maanden, die een keer hernieuwbaar is.

Om in aanmerking te komen voor een voorlopige erkenning, mag de dienst voor niet-dringend ziekenvervoer niet het voorwerp hebben uitgemaakt van een weigering of intrekking van de erkenning. § 4. – Het College bepaalt de regels voor de ontvankelijkheid en samenstelling van het aanvraagdossier voor erkenning. § 5. – Vanaf de inwerkingtreding van dit decreet bepaalt het College de termijn waarin de voorlopige erkenningsaanvraag moet worden ingediend. § 6. – Elke dienst voor niet-dringend ziekenvervoer waarvan de exploitatiezetel zich buiten het tweetalige grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, maar binnen de Europese Unie, en die beschikt over een erkenning uitgereikt door de bevoegde overheid van het grondgebied waarop zijn exploitatiezetel zich bevindt, of een gelijkaardige titel, is toegelaten om zijn activiteiten uit te oefenen op het tweetalige grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, voor zover de normatieve voorschriften minstens gelijkwaardig zijn aan de artikelen 3 en 6 van dit decreet. § 7. – De dienst voor niet-dringend ziekenvervoer die zijn activiteiten tijdelijk staakt of stopzet, brengt het College daar onmiddellijk van op de hoogte, volgens de nadere regels die het College zal bepalen.

Art. 8.§ 1. – Het College bepaalt de procedures voor de toekenning, de vernieuwing van de toekenning, de intrekking en de dringende intrekking, alsook de weigering van de erkenning.

Het voorziet met name in de mogelijkheid voor de betrokken dienst om zijn standpunt voorafgaand aan elke beslissing tot intrekking of dringende intrekking, zowel mondeling als schriftelijk, te laten gelden.

Het College bepaalt de nadere regels voor een beroepsprocedure in geval van intrekking, dringende intrekking of weigering van de erkenning. § 2. – Het College trekt de erkenning of de voorlopige erkenning in wanneer de verplichtingen van dit decreet of van de uitvoeringsbesluiten niet worden nageleefd, volgens de nadere regels die het overeenkomstig § 1 bepaalt. § 3. – Bij vaststelling van een ernstige tekortkoming ten opzichte van de verplichtingen van dit decreet of van de uitvoeringsbesluiten ervan die nadelig kan zijn voor de gezondheid of de veiligheid van de vervoerde personen, gaat het College over tot de dringende intrekking van de erkenning of van de voorlopige erkenning, volgens de nadere regels die het overeenkomstig § 1 bepaalt. § 4. – Het College ziet erop toe om, met de andere gefedereerde entiteiten en de federale overheid, een procedure van gegevensuitwisseling te organiseren met betrekking tot de erkenning, de intrekking van de erkenning of het weigeren van de erkenning van de diensten voor niet-dringend ziekenvervoer gevestigd op het tweetalige grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en die onder zijn bevoegdheid vallen.

Art. 9.De nadere regels voor de controle op de kwaliteit van de aangeboden diensten en de naleving van de voorwaarden voor erkenning worden bepaald door het College.

Art. 10.Een Permanente Overlegcommissie wordt opgericht, met in het bijzonder als opdracht om, op verzoek van de leden van het College of op eigen initiatief:1° overleg tussen de vertegenwoordigers van de sectoren betrokken bij niet-dringend ziekenvervoer te waarborgen;2° adviezen en aanbevelingen uit te brengen over de erkenningsnormen, de opleiding van het personeel aan boord van de ambulances en lichte ziekenwagens;3° aanbevelingen uit te brengen over de – met name – financiële verhoudingen tussen de patiënten en de diensten voor niet-dringend ziekenvervoer, met het oog op het waarborgen van de kwaliteit, toegankelijkheid en financiële levensvatbaarheid van de diensten voor niet-dringend ziekenvervoer;4° elk mogelijk nuttig voorstel te doen aan het College met betrekking tot de kwaliteit, toegankelijkheid, levensvatbaarheid en efficiëntie van het niet-dringend ziekenvervoer in het algemeen;5° adviezen en aanbevelingen uit te brengen betreffende de technische controle van de erkende diensten voor niet-dringend ziekenvervoer door erkende instellingen;

Art. 11.De Permanente Overlegcommissie is samengesteld uit vertegenwoordigers van de ziekenfondsen, ziekenhuizen, patiënten en bedrijven voor niet-dringend ziekenvervoer, waarvan het aantal bepaald wordt door het College.

Het College zal toezien dat de vertegenwoordigers van de diensten betrokken bij het niet-dringend ziekenvervoer binnen de Permanent Overlegcommissie zetelen.

Het voorzitterschap van de Permanente Overlegcommissie wordt waargenomen door een door het College aangeduid persoon.

Art. 12.Het College bepaalt de nadere regels voor een klachtenprocedure die openstaat voor de patiënten.

Art. 13.§ 1. – Degenen die een activiteit van niet-dringend ziekenvervoer uitoefenen zonder erkenning of na een intrekking van de erkenning of van een dringende sluiting, worden gestraft met drie maanden tot twee jaar opsluiting en met een boete van 1.000 à 10.000 euro of slechts met één van die straffen.

Degenen die de erkenningsnormen bepaald in dit decreet of haar uitvoeringsbesluiten overtreden, worden gestraft met veertien dagen tot zes maanden opsluiting en met een boete van 100 tot 5.000 euro of met één van die straffen. § 2. – De hoven en de rechtbanken kunnen krachtens § 1 de veroordeelde verbieden, hetzij persoonlijk, hetzij via een tussenpersoon, een dienst voor niet-dringend ziekenvervoer te beheren. Dat verbod mag niet langer duren dan tien jaar.

Art. 14.§ 1. – Onverminderd de intrekking van de erkenning, wordt gestraft met een administratieve geldboete: 1° de exploitant die een valse of onvolledige aangifte doet of verzuimt een aangifte te doen i.v.m. de verplichtingen bepaald bij of krachtens dit decreet ;2° de exploitant die de uitoefening van de opdrachten van de personeelsleden verhindert zoals bedoeld in artikel 9 van dit decreet door het College;3° de exploitant die geen gevolg geeft aan de bevelen van het College binnen de hem opgelegde termijn.§ 2. De administratieve geldboete wordt vastgesteld op: 1° 2.000 euro voor de overtredingen waarvan sprake in § 1, 1° ; 2° 1.000 euro voor de overtredingen waarvan sprake in § 1, 2° ;3° 500 euro voor de overtredingen waarvan sprake in § 1, 3°.§ 3. Bij herhaling binnen het jaar volgend op de vaststelling van de overtreding, worden de hierboven bedoelde bedragen verdubbeld. § 4. – Het College:1° duidt de persoon aan die belast wordt met het opleggen van de administratieve geldboetes;2° bepaalt de kennisgevingsprocedure en de betaaltermijnen;3° de procedure voor de ambtshalve inning bij niet-betaling binnen de opgelegde termijn.

Art. 15.In het kader van de toelatingsvoorwaarden en voor de uitvoering van de opdrachten in het kader van de uitoefening van de bevoegdheid betreffende de organisatie van het niet-dringend ziekenvervoer, verwerken het Bestuur en de diensten voor niet-dringend ziekenvervoer in uitvoering van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan minstens de volgende persoonsgegevens:1° met betrekking tot het personeel: a) de identificatiegegevens en gegevens betreffende de opleiding;b) de gegevens betreffende de eerbaarheid.2° met betrekking tot de trajecten: a) de traceerbaarheid van het traject;3° met betrekking tot de klachten: a) de identiteit van de betrokken personeelsleden;b) de identiteit van de patiënt.De termijn voor de bewaring bedraagt tien jaar voor de klachten en vijf jaar voor de andere gegevens. Wanneer het de gegevens over het personeel betreft, gaat de termijn in vanaf de datum van de beëindiging van de overeenkomst.

Art. 16.Het College bepaalt de overgangsmaatregelen die het mogelijk maken voor de op de dag van de inwerkingtreding van dit decreet actieve diensten voor niet-dringend ziekenvervoer om hun activiteiten voort te zetten tussen de dag van inwerkingtreding van dit decreet et de beslissing over een aanvraag tot voorlopige erkenning.

Het College bepaalt eveneens de overgangsmaatregelen betreffende de kwalificatie van de ambulanciers die al niet-dringend ziekenvervoer begeleidden op het moment van inwerkingtreding van dit decreet.

Art. 17.Elke twee jaar legt het College aan de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie een verslag voor over het niet-dringend ziekenvervoer, opgesteld met de steun van de permanente overlegcommissie.

Dit verslag heeft betrekking op de laatste twee kalenderjaren en omvat, met name, de volgende statistische gegevens :1° de lijst met erkende of voorlopig erkende diensten voor niet-dringend ziekenvervoer;2° het aantal ingediende klachten;3° het aantal nog hangende en afgesloten klachten;4° de lijst met de maatregelen die getroffen werden naar aanleiding van de klachten;5° de lijst met de ingetrokken of niet vernieuwde erkenningen.

Art. 18.Het College bepaalt de dag van inwerkingtreding van dit decreet.

Brussel, 2 februari 2018.

De Voorzitster, De secretaris De griffier Brussel, 22 februari 2018.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : F. LAANAN Minister-President van de Franstalige Brusselse Regering belast met Begroting, Onderwijs, Schoolvervoer, Kinderopvang, Sport en Cultuur R. VERVOORT Minister van de Franstalige Brusselse Regering belast met Sociale Cohesie en Toerisme C. JODOGNE, Minister van de Franstalige Brusselse Regering belast met Openbaar Ambt en Gezondheidsbeleid D. GOSUIN Minister van de Franstalige Brusselse Regering belast met Beroepsopleiding C. FREMAULT, Minister van de Franstalige Brusselse Regering belast met Gezin, Personen met een Handicap, Sociale Actie en Internationale Betrekkingen