Besluit 2018/2280 van het College houdende uitvoering van het decreet van 22 februari 2018 met betrekking tot de organisatie van het niet-dringend ziekenvervoer

FRANSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

17 JANUARI 2019. – Besluit 2018/2280 van het College houdende uitvoering van het decreet van 22 februari 2018 met betrekking tot de organisatie van het niet-dringend ziekenvervoer

Het College van de Franse Gemeenschapscommissie, Gelet op het decreet van 22 februari 2018met betrekking tot de organisatie van het niet-dringend ziekenvervoer en in het bijzonder artikels 7, §§ 4, 5 en 7, 8, §§ 1, 2 en 3, 9, 12, 14, § 4, 16 eerste lid en 18;

Gelet op het advies van de Brusselse Franstalige Adviesraad voor bijstand aan personen en gezondheid, uitgebracht op 5 november 2018;

Gelet op het advies 64.788/4 van de Raad van State, gegeven op 17 december 2018;

Op voorstel van het Lid van het College belast met het Gezondheidsbeleid, Na beraadslaging, Besluit :HOOFDSTUK I. – Definities

Artikel 1.Dit besluit regelt, in toepassing van artikel 138 van de Grondwet, een materie bedoeld in artikel 128 van de Grondwet.

Art. 2.Naast de termen bepaald in artikel 2 van het decreet van 22 februari 2018 met betrekking tot het niet-dringend ziekenvervoer wordt voor de toepassing van dit besluit verstaan onder:1° “het decreet”: het decreet van 22 februari 2018 met betrekking tot de organisatie van het medisch-sanitair vervoer;2 ” het Lid van het College”: het Lid van het College van de Franse Gemeenschapscommissie bevoegd voor het Gezondheidsbeleid;3° “De Commissie”: de permanente Overlegcommissie bedoeld in artikel 10 van het decreet;4° “De administratie”: de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie;5° “Dienst”: de dienst van het niet-dringende ziekenvervoer bedoeld in artikel 2, 5° van het decreet.HOOFDSTUK II. – Toekennings-, opschortings-, weigerings- en intrekkingsprocedure van de vergunningAfdeling 1. – De vergunningsaanvraag

 

Art. 3.De vergunningsaanvraag van een dienst moet de start van de dienst voorafgaan.

Art. 4.Om ontvankelijk te zijn moet de vergunningsaanvraag gericht zijn aan de administratie en omvat ze de volgende documenten en inlichtingen:1° de identiteit van de aanvrager;2° het ondernemingsnummer;3° de noodzakelijke documenten en bewijsstukken om te bewijzen dat de aanvrager voldoet aan de vergunningsvoorwaarden die vastgelegd zijn door het College of in voorkomend geval een financieel plan dat aantoont dat de dienst over de noodzakelijke middelen beschikt om het materieel aan te kopen en het nodige personeel aan te werven;4° een kopie van de verzekering burgerlijke aansprakelijkheid;5° de lijst van de personeelsleden en de bewijsstukken met betrekking tot hun kwalificatie(s).6° de documenten en de inlichtingen met betrekking tot de normen die vastgelegd worden door het College voor wat de technische kenmerken en de uitrusting van de ziekenwagens en lichte medische voertuigen betreft evenals de hygiënenormen, het eenmalige vervoer van patiënten, de medische uitrusting en de ziekenwagenuitrusting;7° de informatie over de toegepaste tarieven en de berekeningscriteria die er betrekking op hebben;8° het aantal voertuigen waarover de aanvrager beschikt, het merk van deze voertuigen, de nummerplaten en de data van de eerste inverkeerstelling evenals alle documenten die tijdens de technische controles overhandigd worden;9° elke andere inlichting die of document dat schriftelijk aan de aanvrager gevraagd wordt en noodzakelijk is om de administratie in te lichten in het kader van het onderzoek van de vergunningsaanvraag op het ogenblik dat de reeds ingediende stukken krachtens dit artikel niet volstaan om over de aanvraag te kunnen oordelen.Afdeling 2. – De vergunning en de voorlopige vergunning

 

Art. 5.De administratie onderzoekt de aanvraag en geeft zijn opmerkingen ter advies door aan de Commissie.

De Commissie beschikt over een maand vanaf de doorsturing van het dossier om haar standpunt schriftelijk te doen gelden.

De adviezen van de administratie en van de Commissie worden vervolgens doorgezonden naar het Lid van het College ter beslissing.

In geval van een negatief advies deelt het Lid van het College de opmerkingen die door de administratie en de Commissie geformuleerd werden aan de aanvrager mee.

Art. 6.Het Lid van het College kent een voorlopige vergunning voor een duur van zes maanden toe aan de aanvrager die voor de eerste maal een ontvankelijke vergunningsaanvraag indient samen met een financieel plan dat aantoont dat de dienst over de noodzakelijke middelen beschikt om materiaal aan te kopen en het noodzakelijke personeel in dienst te nemen, overeenkomstig artikel 7 § 3 van het decreet.

De dienst verbindt er zich toe de voorlopige vergunningsperiode te benutten om te voldoen aan alle vergunningsnormen die door het College zijn vastgelegd.

De beslissing van voorlopige vergunning vermeldt de datum waarop deze van kracht wordt, de naam en het adres van de aanvrager. Hij vermeldt bovendien de toegelaten afwijkingen van de ontvankelijkheidsvoorwaarden die in artikel 4 vermeld worden.

De beslissing wordt door de administratie aan de aanvrager betekend.

Art. 7.§ 1. Tijdens de periode die door de tijdelijke vergunning gedekt wordt, onderzoekt de administratie het dossier, gaat ze over tot de inspectie van de dienst en geeft ze een advies uit over de toekenning of de weigering van de vergunning minstens twee maanden voor de vervaldatum van de voorlopige vergunning. § 2. Het dossier wordt voor advies aan de Commissie doorgegeven. Deze oordeelt binnen een periode van dertig dagen, te rekenen vanaf de dag die volgt op de dag dat het dossier ontvangen wordt.

De adviezen van de administratie en van de Commissie worden vervolgens doorgezonden naar het Lid van het College ter beslissing. § 3. De voorlopige vergunning is eenmaal hernieuwbaar voor een duur van zes maanden indien de formaliteiten voorzien in §§ 1 en 2 niet uitgevoerd konden worden.Afdeling 3. – De hernieuwingsprocedure van de vergunning

 

Art. 8.De hernieuwingsaanvraag moet ten laatste zes maanden vooraleer de lopende vergunning afloopt ingediend worden in dezelfde vormen en volgens dezelfde procedure dan deze die voor de vergunningsaanvraag voorzien is.Afdeling 4. – Over de procedure voor weigering van de vergunning,

intrekking van de vergunning en voorlopige vergunning

Art. 9.§ 1. Wanneer de administratie een voorstel formuleert: – om de hernieuwing van de vergunning te weigeren; – om de vergunning in te trekken; – om de voorlopig vergunning in te trekken; laat ze dit aan de aanvrager weten. § 2. De administratie licht er hem eveneens over in dat hij beschikt over een termijn van vijftien dagen vanaf de ontvangst van de bekendmaking, om zijn opmerkingen te laten gelden via een per post aangetekende brief.

In voorkomend geval kan de aanvrager om een hoorzitting verzoeken.

Daartoe roept de administratie de aanvrager via een per post aangetekende brief op waarin de plaats en het uur van de hoorzitting aangeduid worden. De oproeping vermeldt de mogelijkheid om zich door een raadsman te laten bijstaan.

Vier Commissieleden wonen deze hoorzitting bij. § 3. De administratie vervolledigt het dossier met de geschreven opmerkingen van de aanvrager, met alle nuttige inlichtingen en documenten die ze verzamelt en in voorkomend geval met het proces-verbaal van verhoor van de aanvrager.

De administratie stelt een verslag op binnen de zeven dagen vanaf het verhoor of bij de ontstentenis ervan, vanaf de ontvangst van de documenten die ze aan de Commissie doorgeeft.

De Commissie beschikt over een periode van tien werkdagen om haar advies en haar eventuele aanbevelingen aan de administratie mee te delen.

Wanneer de termijn afgelopen is, maakt de administratie het dossier over aan het Lid van het College dat binnen de maand na de ontvangst van het dossier oordeelt.Afdeling 5. – Over de dringende intrekking van de vergunning of van de

voorlopige vergunning

Art. 10.§ 1. Wanneer de administratie een voorstel tot dringende intrekking van de vergunning of van de voorlopige vergunning formuleert, betekent ze dit aan de aanvrager. § 2. De administratie licht er hem eveneens over in dat hij beschikt over een termijn van drie werkdagen vanaf de ontvangst van de bekendmaking, om zijn opmerkingen te laten gelden via een per post aangetekende brief.

In voorkomend geval kan de aanvrager om een hoorzitting verzoeken.

Daartoe roept de administratie de aanvrager via een per post aangetekende brief op waarin de plaats en het uur van de hoorzitting aangeduid worden. De oproeping vermeldt de mogelijkheid om zich door een raadsman te laten bijstaan.

Vier Commissieleden wonen deze hoorzitting bij.

De weigering om te verschijnen of zich te verdedigen wordt in de notulen van de hoorzitting vastgelegd. § 3. De administratie vervolledigt het dossier met de geschreven opmerkingen van de aanvrager, met alle nuttige inlichtingen en documenten die ze verzamelt en met het proces-verbaal van verhoor van de aanvrager.

De administratie stelt een verslag op binnen de drie werkdagen vanaf het verhoor of bij zijn ontstentenis, vanaf de ontvangst van de documenten die ze aan de Commissie doorgeeft. Ze beschikt over een periode van vijf werkdagen om haar advies en haar aanbevelingen aan de administratie mee te delen.

Wanneer de termijn afgelopen is, maakt de administratie het dossier over aan het Lid van het College dat binnen tien werkdagen na de ontvangst van het dossier oordeelt.Afdeling 6. – Over de stopzetting van de activiteiten

 

Art. 11.Overeenkomstig artikel 7, § 7 van het decreet, licht de erkende dienst die zijn activiteiten stopzet de administratie in over deze stopzetting via de gewone post of de elektronische post.HOOFDSTUK III. – De klachtenprocedure

Art. 12.§ 1. De patiënt of elke andere betrokken persoon kan een klacht indienen bij de dienst of bij de administratie overeenkomstig artikel 12 van het decreet.

Deze klacht kan ingediend worden via de post of via e-mail.

Ze moet ondertekend zijn. Anonieme klachten zijn niet ontvankelijk. § 2. Indien de klacht aan de dienst gericht is, zal de dienst deze binnen de tien dagen aan de Commissievoorzitter meedelen. Hij voegt zijn antwoordelementen bij de klacht.

De voorzitter van de Commissie bevestigt de ontvangst ervan bij de klager. § 3. Indien de klacht gericht wordt aan de administratie, delen de ambtenaren van de administratie deze binnen een termijn van drie dagen mee aan de voorzitter van de Commissie evenals aan de dienst waar de klacht eventueel betrekking op heeft. De dienst heeft tien dagen de tijd om zijn elementen van antwoord schriftelijk aan de voorzitter van de Commissie mee te delen.

De voorzitter van de Commissie bevestigt de ontvangst ervan bij de klager. § 4. Indien de klacht een dienst betreft die door een andere overheid erkend wordt, geeft de administratie het dossier aan de bevoegde overheid door. § 5. De Commissie beschikt over een termijn van dertig dagen om aan de eventueel betrokken dienst en aan de administratie zijn advies en zijn eventuele aanbevelingen mee te delen over de nuttige gevolgen die aan de klacht gegeven moeten worden.

Ze kan, om dit te doen, de klager en de dienst waarop de klacht eventueel betrekking heeft, horen. § 6. Wanneer de in § 5 beoogde termijn verstrijkt, heeft de administratie tien werkdagen om over de klacht te oordelen.

De administratie kan op elk ogenblik tot een controle van de dienst overgaan.

De administratie deelt haar beslissing gelijktijdig mee aan de klager, aan de dienst waarop de klacht betrekking heeft en aan de voorzitter van de Commissie.

Deze beslissing kan met name bestaan in een intrekking van de vergunning en/of een administratieve boete, zoals beoogd in artikel 14 van de ordonnantie.HOOFDSTUK IV. – Over de administratieve boete

Art. 13.Het Lid van het College duidt de persoon aan die de taak heeft om de administratieve boetes op te leggen.

Art. 14.§ 1. Wanneer de administratie één van de feiten vaststelt die beoogd worden in artikel 14, § 1, 1° tot 3°, van het decreet, licht ze er de persoon over in die beoogd wordt in artikel 13 van dit besluit. § 2. De in artikel 13 van dit besluit beoogde persoon betekent via een per post aangetekende brief aan de dienst de vaststelling die op hem betrekking heeft evenals het bedrag van de administratieve boete dat hij moet betalen. § 3. De in § 2 beoogde betekening vermeldt dat de dienst bij de administratie een beroep kan indienen via een per post aangetekende brief binnen de vijftien dagen na ontvangst van de betekening.

Het beroep is opschortend.

In dit beroep moet de dienst daarenboven : – aangeven dat hij wil dat de beslissing herzien wordt; – de redenen aangeven die deze vraag rechtvaardigen. § 4. De administratie vervolledigt het dossier met de geschreven opmerkingen van de dienst, met alle nuttige inlichtingen en documenten die ze verzamelt.

De administratie stelt binnen de vijf werkdagen vanaf de ontvangst van het beroep, een verslag op dat ze aan de Commissie doorgeeft met de schriftelijke opmerkingen van de dienst. Ze beschikt over een periode van vijf werkdagen om haar advies en haar aanbevelingen aan de administratie mee te delen.

Wanneer de termijn afgelopen is, maakt de administratie het dossier over aan het Lid van het College dat binnen vijftien werkdagen vanaf de ontvangst van het dossier oordeelt.

Art. 15.De administratieve boete moet betaald worden binnen de twee maanden na de betekening beoogd in artikel 14, § 2 van het besluit of van de beslissing van het Lid van het College beoogd in artikel 14, § 4, laatste lid, van het besluit.

Bij ontstentenis van betaling binnen de opgelegde termijn zal er een ingebrekestelling verzonden worden vooraleer er overgegaan wordt tot de gedwongen inning van het verschuldigde bedrag.

De persoon beoogd in artikel 13 van dit besluit is belast met de betekening van de ingebrekestelling en met de inning van het verschuldigde bedrag.HOOFDSTUK V. – Over de ambtenaren en de agenten die moeten waken over de naleving van de bepalingen van het decreet en van zijn besluiten

Art. 16.De ambtenaren en agenten van de administratie moeten waken over de naleving van de bepalingen van het decreet en van zijn uitvoeringsbesluiten.

Ze gaan over tot de inspecties van de diensten tijdens het vooronderzoek van de dossiers van de vergunningen of van de hernieuwing van de vergunningen maar eveneens op eigen initiatief in de periodes die door de vergunningen gedekt zijn evenals wanneer er klachten worden ingediend.

Ze onderzoeken alle wijzigingen die aangebracht worden in vergelijking met de gegevens die in de vergunningsaanvraag staan, die door de diensten betekend moeten worden.

De systematische verplichting om de gegevens bij te werken beoogt een doorlopende controle te voorzien van de naleving van de normen die door het College bepaald worden.HOOFDSTUK VI. – Diverse bepalingen

Art. 17.De administratie publiceert op haar internetsite een lijst van de lopende vergunningen en van de erkende niet-urgente ziekenvervoerdiensten, van hun voertuigen met het eraan gekoppelde unieke identificatienummer en de begin- en einddatum van de vergunning.HOOFDSTUK VII. – Eindbepalingen

Art. 18.De diensten die reeds actief zijn op de dag dat dit besluit van kracht wordt, kunnen hun activiteiten verder uitoefenen tot op de dag waarop hun voorlopige vergunningsaanvraag beoordeeld zal worden op voorwaarde:1° dat er een ontvankelijke vergunningsaanvraag wordt ingediend binnen de zes maanden na de vankrachtwording van het besluit dat de vergunningsnormen vastlegt;2° dat de aanvrager het bewijs met elk rechtsmiddel levert van zijn activiteit die de vankrachtwording van het decreet voorafging.

Art. 19.Het decreet wordt van kracht op de dag dat dit besluit van kracht wordt.

Art. 20.Het Lid van het College bevoegd voor het Gezondheidsbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 17 januari 2019.

Voor het College : F. LAANAN, Voorzitter van het College C. JODOGNE, Lid van het College belast met de Gezondheid